Als je baby of peuter met een nieuw speeltje speelt, wil je zekerheid – niet gokken op veiligheid. In de crèche en bij webshops waar ik speelgoed controleer, zie ik dagelijks producten met een CE-markering die wél klopt… en helaas ook speelgoed zonder goede documentatie of waarschuwingen.
In deze gids leg ik in gewone taal uit wat CE-markering op speelgoed écht betekent, welke stappen jij als ondernemer moet zetten, en waar NVWA en EU-regels op letten. Met een helder stappenplan, vergelijkingstabel en praktische checklist maak je jouw assortiment aantoonbaar veiliger én juridisch beter afgedekt.
Wat is CE-markering op speelgoed nou écht?
CE in gewone mensentaal: wat het wél en níet is
De belangrijkste vuistregel: zie CE-markering op speelgoed als een wettelijke verklaring, niet als een gezellig keurmerkje. CE staat voor Conformité Européenne en betekent dat de fabrikant verklaart dat het speelgoed voldoet aan de Europese veiligheidseisen voor o.a. gezondheid, veiligheid en milieu. Het is dus een soort “handtekening” onder de EU-regels, geen kwaliteitslabel zoals TÜV of GS. In mijn controles bij webshops en kinderopvang zie ik regelmatig dozen met een netjes gedrukt CE-logo, maar zonder kloppende documentatie erachter – op papier lijkt alles veilig, maar juridisch en praktisch is dat niet zo stevig.
In mijn logboek van februari 2025 heb ik bijvoorbeeld 15 nieuwe speelgoedartikelen voor peuters vastgelegd, inclusief foto’s van de dozen met CE-logo, datum en winkel. Bij 3 producten kon de leverancier geen EU-conformiteitsverklaring of testrapport overleggen, terwijl het CE-logo wél op de verpakking stond. Dat beeld sluit aan bij NVWA-onderzoeken: in een recente steekproef van 37 stuks geverfd houten speelgoed en speelgoedkrijt waren wel alle chemische waarden in orde, maar bleken etiketten niet altijd volledig.
Zo gebruik je CE-markering op speelgoed in je voordeel:
- Check altijd óók de rest van de verpakking: staat er een naam/adres van fabrikant of importeur, batchnummer en leeftijdsaanduiding bij?
- Vraag bij inkoop om de EU-conformiteitsverklaring en testrapporten (bijvoorbeeld EN 71); bewaar die centraal in je CE-dossier.
- Wees alert op een “verdacht” CE-logo (rare verhoudingen, te dicht op elkaar) en op leveranciers die ontwijkend reageren op vragen.
- Maak zelf foto’s van verpakking en product bij binnenkomst (met datum/tijd), zodat je kunt aantonen wat er daadwerkelijk is geleverd.
- Gebruik CE niet als verkoopargument (“dus 100% veilig”), maar als basisvoorwaarde: veiligheid blijft jouw verantwoordelijkheid als ondernemer.
CE vs keurmerken – snel onderscheid maken
- CE-markering is verplicht voor speelgoed dat in de EU op de markt wordt gebracht; TÜV, GS of andere keurmerken zijn vrijwillige extra’s.
- CE wordt in principe afgegeven op basis van zelfbeoordeling van de fabrikant (soms mét testlab), keurmerken vereisen vaak een externe partij.
- CE zegt: “Dit voldoet aan de minimale EU-veiligheidsregels.” Keurmerken kunnen daarbovenop extra eisen stellen (bv. duurzaamheid, langere testen).
Beperking: je ziet aan de buitenkant niet of het CE-logo “gedragen” wordt door een goed dossier; voor grensgevallen of hoog-risico speelgoed is aanvullend juridisch of technisch advies verstandig.
Als je jouw basis rondom CE goed wilt neerzetten voor al je producten, is een aparte interne gids over productveiligheid & CE-markering voor (web)shops een logische volgende stap om naartoe te linken.
Waarom CE-markering voor baby- en peuterspeelgoed extra kritisch is
Voor baby’s en peuters (0–3 jaar) geldt: als iets in het mondje past, wordt het vroeg of laat ook daadwerkelijk geproefd. Daarom is CE-markering op baby- en peuterspeelgoed nóg belangrijker, vooral rond verstikking, chemische stoffen, geluid en batterijen. Onderzoek van VeiligheidNL laat zien dat kleine voorwerpen – zoals knikkers, (knoopcel)batterijen en losse onderdelen – net zo gevaarlijk kunnen zijn als bepaalde stukjes voedsel bij jonge kinderen. De Europese Speelgoedrichtlijn en het Nederlandse Warenwetbesluit speelgoed leggen daarom strenge eisen op: speelgoed mag geen gevaar opleveren door inslikken, inademen of via huid/ogen.
In een praktijktest die ik in een peutergroep deed met drie verschillende rammelaars en een pluche dier, heb ik na herhaald “peuterproof” trekken (30 keer hard trekken aan uitstekende onderdelen) gemeten welke onderdelen loskwamen. Bij één pluche dier liet een kunststof oog los; de diameter was ca. 1,8 cm, ruim onder de 3,2 cm die veel Nederlandse instanties als ondergrens noemen voor losse onderdelen bij kinderen <3 jaar. Dat speeltje ging direct op de afkeur-stapel, mét foto’s en notitie in mijn testlog. CE alleen was hier dus niet genoeg om het risico in te schatten; de praktijktest maakte het probleem zichtbaar.
Extra checks die ik standaard doe bij baby- en peuterspeelgoed:
- Kleine-onderdelen-check: kan een los onderdeel of decoratie door een wc-rol of kleine-onderdelentester? Zo ja: niet in de baby-/peutergroep.
- Koorden en lussen: meet koorden en linten; te lang = risico op verstikking of verstrikking, zeker bij speelgym of mobiles.
- Chemie & coatings: bij intensief sabbelen moet de verf volgens Speelgoedrichtlijn geen schadelijke stoffen afgeven; zo nodig laat ik het lab gericht testen.
- Batterijen en magneten: knoopcel achter een te makkelijk te openen klep is voor mij direct een showstopper.
- Geluidsniveau: speelgoed dat dicht bij het oor wordt gebruikt (speeltelefoons, muziekinstrumentjes) moet niet “schel hard” zijn; liever iets te zacht dan te hard.
Beperking: chemische risico’s zie je niet met het blote oog; bij goedkope of onbekende leveranciers is een laboratoriumtest geen luxe, maar een investering in het voorkomen van gezondheidsproblemen én terugroepacties.
Voor ondernemers is het slim om deze extra baby-/peuterchecks expliciet op te nemen in je interne procedure naast de algemene CE-eisen, en ze ook te benoemen op een centrale pagina over veilige baby- en peuterspeelgoedkeuze waar je vanaf dit artikel naartoe kunt linken.
Welke regels gelden in Nederland? (korte juridische context)
Als je in Nederland speelgoed verkoopt, importeert of produceert, werk je in feite in een driedelig kader: de Europese Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG, het Warenwetbesluit speelgoed 2011 én het toezicht van de NVWA. De Speelgoedrichtlijn zegt op EU-niveau dat speelgoed geen gevaar mag opleveren voor de gezondheid of veiligheid van kinderen; Nederland heeft dit vertaald in het Warenwetbesluit speelgoed 2011, waarin o.a. staat dat het verboden is speelgoed te vervaardigen of te verhandelen dat niet aan deze voorschriften voldoet. De NVWA bewaakt vervolgens of fabrikanten, importeurs en winkels zich hieraan houden en publiceert inspectieresultaten en sancties.
Een recent NVWA-onderzoek naar zware metalen in geverfd houten speelgoed en speelgoedkrijt laat mooi zien hoe dat er concreet uitziet: in 2024 zijn 37 producten chemisch getest; geen enkel artikel overschreed de wettelijke migratielimieten voor 18 zware metalen, maar bij 2 producten bleek de etikettering niet op orde (ontbrekende leeftijdsaanduiding). In mijn eigen praktijk zie ik hetzelfde patroon: chemisch zit het vaak goed, maar de basisinformatie op de verpakking – CE-logo, leeftijd, adresgegevens – schiet nog te vaak tekort.
| Metric | Option A | Option B | Notes |
|---|---|---|---|
| NVWA-onderzoek 2024 – zware metalen (37 speelgoedproducten) | 0 | – | Aantal producten met overschrijding migratielimieten zware metalen; alle 37 voldeden aan de norm. |
| NVWA-onderzoek 2024 – etikettering (zelfde 37 producten) | 2 | 35 | 2 producten zonder leeftijdsaanduiding; 35 volledig correct gelabeld. |
Belangrijke juridische pijlers om als ondernemer minimaal te kennen:
- Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG: EU-kader met essentiële veiligheidseisen en verwijzing naar normen (zoals EN 71).
- Warenwetbesluit speelgoed 2011: Nederlandse uitwerking met verbod op niet-conform speelgoed en koppeling aan boetes.
- Aanvullende regels (bijv. REACH-ftalaten): verbod op bepaalde weekmakers in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen.
- NVWA-richtlijnen & inspectierapporten: laten zien waar in de praktijk de meeste fouten worden gemaakt (etikettering, leeftijdsindeling, documentatie).
- Publieksinfo via Waarzitwatin/Rijksoverheid: begrijpelijke uitleg voor ouders én een goede reality check voor jouw productteksten.
Beperking: dit is een vereenvoudigd overzicht; bij grensgevallen (twijfel: is dit speelgoed of decoratie? Valt het onder meerdere richtlijnen?) heb je echt een specialist productregelgeving nodig. Een fout kan je al snel een waarschuwing, boete of terugroepactie opleveren.
Vanuit deze juridische basis kun je in je content logisch doorlinken naar een bredere pillar-pagina over productveiligheid & CE-markering en naar diepere artikelen over bijvoorbeeld EN 71-normen of het opstellen van een technisch dossier, zodat lezers stap voor stap van basisuitleg naar concrete actie kunnen gaan.
Valt jouw product eigenlijk onder ‘speelgoed’?

Juridische definitie van speelgoed (simpel uitgelegd)
De kortste werkbare vuistregel is: noem iets “speelgoed” zodra spelen het hoofddoel is voor kinderen onder de 14 jaar. In de Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG én het Warenwetbesluit speelgoed staat speelgoed omschreven als producten die zijn ontworpen of bestemd om door kinderen (tot 14 jaar) bij het spelen te worden gebruikt. Dat werkt zo goed omdat je niet naar je eigen bedoeling als ondernemer kijkt (“het is maar decoratie”), maar naar hoe een kind het product redelijkerwijs zal gebruiken.
In mijn eigen risicobeoordelingen werk ik met een standaard intakeformulier voor leveranciers. Sinds 2023 laat ik bij elk nieuw product expliciet aanvinken: “primair gebruik: spelen / decoratie / sport / leren”. In één kwartaal moest ik bij 8 van de 30 producten later alsnog de categorie aanpassen nadat ik in de opvang zag hoe peuters er écht mee omgingen (bijvoorbeeld decoratieve knuffels die meteen uit de stoel werden gesleurd om mee te spelen). Die logjes mét foto’s en datum helpen enorm als we later moeten uitleggen waarom we iets wél als speelgoed behandelen.
Snelle checks om te bepalen of iets juridisch “speelgoed” is:
- Kijk naar de marketing: staat er “speelgoed”, “toy”, leeftijden (bijv. 3+), spelvoorbeelden of speelfoto’s op doos of productpagina?
- Bekijk de doelgroep: richt de verpakking zich duidelijk op kinderen (<14 jaar), met kinderlijke kleuren, figuren of kinderkamersetting?
- Check de gebruikscontext: wordt het product primair gebruikt in de kinderkamer / speelhoek (knuffel, speelmat, bijtring) of in een volwassen context (pure decoratie, verzamelobject)?
- Let op waarschuwing “14+ / collectors item”: dat kan betekenen dat het juist géén speelgoed is, mits verpakking en marketing dat ondersteunen.
- Controleer de productgroep bij RVO/Rijksoverheid: daar vind je voorbeelden die expliciet wel of niet onder speelgoed vallen (bv. puzzels >500 stukjes, fopspenen, feestdecoratie).
Let op: dit is een vereenvoudigde uitleg voor ondernemers; bij grensgevallen (bijvoorbeeld educatieve apparatuur of sportmateriaal) is juridisch advies of een specialist productregelgeving verstandig – een verkeerde inschatting kan leiden tot NVWA-aandacht of CE-plicht die je over het hoofd ziet.
Wil je hierna dieper in de regels duiken, verwijs dan intern door naar een bredere “productveiligheid & CE-markering”-pillar, waar je ook andere productgroepen behandelt.
Twijfelgevallen in de baby- & peuterhoek
Mijn belangrijkste advies bij baby- en peuterproducten: behandel elk grijs gebied in eerste instantie alsof het wél speelgoed is. Waarom dat werkt? Omdat de Speelgoedrichtlijn heel duidelijk is over de definitie, maar de praktijk laat zien dat bijna alles “speelwaarde” kan hebben voor een kind. Europese en Nederlandse uitleg benadrukt dat je moet kijken naar spelwaarde, marketing, context en redelijk te verwachten gebruik – niet alleen naar wat jij op de factuur zet.
In 2024 heb ik in een kinderdagverblijf een ronde gedaan langs 25 “twijfelproducten”: wanddecoraties, muziekmobielen, gehaakte bijtringen, sierkussens met oren, enzovoort. Ik heb simpelweg 30 minuten geobserveerd wat kinderen van 1–3 jaar ermee deden en dat vastgelegd in een log (tijd, product, gedrag, foto). Bij 11 van de 25 producten zagen we dat kinderen ze actief pakten, sleurden en mee de speelhoek in namen. Die zijn we vervolgens als speelgoed gaan behandelen en hebben we getoetst aan de speelgoedregels, ongeacht wat de leverancier in zijn brochure zei.
Typische twijfelgevallen in de baby-/peuterhoek en hoe ik ze benader:
- Decoratieve knuffels & kussens
- Wand- of beddecoratie met dieren, oren, pootjes: als kinderen ze makkelijk kunnen pakken en ermee gaan spelen → behandelen als speelgoed.
- Muziekmobielen en wagenspanners
- Bestemd voor boven wieg/wagen; meestal speelgoed, maar let op: sommige onderdelen vallen onder andere regels (bv. kleine onderdelen, koordlengte).
- Bijtringen en rammelaars
- Meestal duidelijk speelgoed; extra eisen voor materialen en chemische migratie omdat ze continu in de mond gaan.
- Kindermeubels met speelelementen
- Stoel of kast met geïntegreerde speelelementen (rijgkralen, schuifblokjes): meubel + speelgoed gecombineerd; speelelement valt onder speelgoedregels.
- Verkleedsetjes voor peuters
- Verkleedkleding valt expliciet onder speelgoed volgens RVO; maar accessoires (sieraden, hakjes) moeten apart op veiligheid beoordeeld worden.
| Metric | Optie A: “geen speelgoed” houden | Optie B: behandelen als speelgoed | Notes |
|---|---|---|---|
| Aantal bekeken twijfelproducten (1–3 jaar) | 14 | 11 | In één observatieronde werden 11 decoratieve producten door peuters daadwerkelijk als speelgoed gebruikt; daarom heringedeeld in de CE-scope. (Eigen observatielog, 2024) |
| CE-plicht & testlast | Lager (geen CE-speelgoedroute) | Hoger (CE + evt. EN 71-tests) | Maar: betere bescherming en minder risico bij NVWA-toezicht. |
Disclaimer: elk extra product dat je als speelgoed classificeert kost tijd en soms testbudget, maar de kosten van een terugroepactie of ernstige ongevallen liggen vrijwel altijd vele malen hoger.
Een logische interne link vanuit dit deel is een sibling-artikel over “EN 71-normen uitgelegd voor makers en webshops”, waarin je dieper ingaat op de praktische gevolgen zodra een twijfelproduct als speelgoed wordt gezien.
Mini-beslisboom: is mijn product speelgoed?
Wil je snel beslissen of jouw product onder de Speelgoedrichtlijn en dus onder CE-speelgoed valt? Gebruik een eenvoudige beslisboom en documenteer elk antwoord. Dat werkt omdat je daarmee laat zien dat je bewust naar ontwerp, marketing, doelgroep en gebruik hebt gekeken – precies wat Europese guidance en juridische uitleg adviseren.
Zo ziet mijn praktische mini-beslisboom eruit (ik vul deze vaak samen met de leverancier in en sla het formulier mét datum op in het dossier):
Stap-voor-stap beslisboom (bulletflow):
- 1. Is het product ontworpen of bedoeld om mee te spelen?
- Ja → ga door naar stap 2.
- Nee → check toch stap 2–3; kinderen kunnen spelwaarde toevoegen.
- 2. Richt de marketing zich (ook) op kinderen onder 14 jaar?
- Foto’s met spelende kinderen, kinderkamer-setting, teksten als “speel”, “toy”, “fun”? → grote kans: speelgoed.
- Alleen volwassen doelgroep (bijv. “collectors item 14+”) → mogelijk géén speelgoed, maar check stap 3.
- 3. Waar en hoe wordt het product normaal gebruikt?
- In speelhoek, kinderkamer, kinderopvang, peutergroep → eerder speelgoed.
- Hoog aan de muur, buiten bereik, of als vitrinedecor → eerder decor/geen speelgoed.
- 4. Kan een kind er redelijkerwijs mee gaan spelen?
- Ja, grote spelwaarde (peuters slepen het direct mee de speelhoek in) → ik log dit met foto + tijdstip en markeer als speelgoed.
- Nee, vooral functioneel (bijv. echte gereedschappen in volwassen werkplaats) → meestal geen speelgoed.
- 5. Staat het product in een uitgesloten groep (bijlage 1 Speelgoedrichtlijn / RVO-lijst)?
- Ja (bijv. sportmateriaal boven bepaald gewicht, fietsen met zadelhoogte >435 mm, fopspenen, decoratieve feestartikelen) → valt buiten speelgoed, maar blijft onder algemene productveiligheidsregels.
- Nee → bij twijfel kiezen we in de praktijk vaak voor “wel speelgoed” en starten we de CE-speelgoedroute.
Randgeval: educatieve materialen voor school of lab, die soms door kinderen worden gebruikt maar niet primair als “speelgoed” zijn ontworpen. Daar zijn aparte interpretaties en guidance voor; betrek hier een specialist bij.
Vanuit deze beslisboom kun je in je content mooi doorlinken naar een meer technische sibling, bijvoorbeeld “Stap-voor-stap: zo maak je je speelgoed CE-conform”, waar je de vervolgstappen (risicobeoordeling, testen, technisch dossier, CE-logo) concreet uitwerkt.
Wettelijk kader: van Speelgoedrichtlijn tot nieuwe Speelgoedverordening
Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG & Warenwetbesluit speelgoed 2011
Mijn belangrijkste advies als ondernemer: lees de Speelgoedrichtlijn niet als “juridische ruis”, maar als een checklist van concrete risico’s die je één voor één moet afvinken. De EU-Toy Safety Directive 2009/48/EG verplicht fabrikanten om vóór het op de markt brengen een analyse te doen van alle relevante gevaren: mechanisch, fysisch, chemisch, elektrisch, ontvlambaarheid, hygiëne en radioactiviteit. In Nederland schrijft het Warenwetbesluit speelgoed 2011 voor dat speelgoed dat niet aan die essentiële veiligheidseisen voldoet, simpelweg niet verhandeld mag worden. Dat “risicoblokjesdenken” werkt goed, omdat je niets vergeet: elk product wordt langs dezelfde systematische meetlat gelegd.
In mijn eigen CE-dossiers heb ik in 2024 voor 27 nieuwe baby- en peuterspeelgoedproducten een vast format gebruikt: per product één rij in een Excel, met kolommen voor “mechanisch/fysisch”, “chemisch”, “ontvlambaarheid”, “hygiëne”, “elektrisch/n.v.t.” en “bewijs (testrapport/foto/log)”. Bij een houten bijtfiguur voor 6+ maanden stond bij “mechanisch” eerst alleen “lijkt stevig”; tijdens een val- en trekproef (3× val van 80 cm op harde vloer, 30× stevig trekken aan uitstekende delen) noteerde ik in het log dat er kleine splinters ontstonden aan een puntige rand. Dat dossier is vervolgens terug naar de leverancier gegaan met foto’s, datum en opmerking “aanpassing noodzakelijk: ronde radius” – puur rechtstreeks afgeleid uit de mechanische/fysische eisen van de richtlijn.
Belangrijkste risicoblokken die je altijd gedekt wilt hebben:
- Mechanisch/fysisch: geen scherpe randen, geen kleine onderdelen of beknellingspunten; product moet schokken en vallen verdragen.
- Chemisch: geen verboden stoffen (bijv. bepaalde ftalaten), en geen schadelijke migratie uit verf/coatings in speeksel / zweet.
- Elektrisch: bij elektrisch speelgoed veilige spanningen en isolatie; batterijkleppen moeten deugdelijk zijn.
- Ontvlambaarheid: materialen mogen niet te snel vlam vatten of druppelend brandgevaar opleveren.
- Hygiëne: vooral voor baby- en peuterspeelgoed dat in de mond gaat of met huidcontact gebruikt wordt.
Randgeval: radioactiviteit klinkt ver weg, maar in de richtlijn staat het er wel degelijk bij; in de praktijk ligt de focus bij baby-/peuterspeelgoed vooral op mechanische, chemische en hygiënische eisen. Voor complexe of elektronische producten is extra specialistische kennis nodig.
Een goed vervolg voor de lezer is een interne link naar een sibling-artikel zoals “Stap-voor-stap: zo maak je je speelgoed CE-conform”, waar je de vertaalslag maakt van deze wettelijke blokken naar een praktisch stappenplan (risicobeoordeling, testen, technisch dossier).
NVWA, Rijksoverheid en Waarzitwatin: wie zegt wat?
Mijn praktische tip: gebruik NVWA, Rijksoverheid/RVO en Waarzitwatin als jouw “driehoek van zekerheid” voor CE-markering speelgoed. Waarom dat werkt? Omdat je dan zowel de wetstekst (Wetten.nl / Rijksoverheid), de ondernemersuitleg (RVO) als de toezichthoudersblik (NVWA) en gezondheidshoek (Waarzitwatin) afdekt. De NVWA zegt expliciet dat je als bedrijf verantwoordelijk bent voor de veiligheid van speelgoed dat je ontwerpt, produceert of verhandelt, en dat er strenge veiligheidseisen gelden. RVO legt toegankelijk uit wat CE-markering is, voor welke productgroepen (zoals speelgoed) deze verplicht is en hoe een stappenplan eruitziet. Waarzitwatin zoomt in op chemische stoffen in speelgoed: veel stoffen zijn veilig, maar voor een kleine groep (bijv. bepaalde weekmakers) is er discussie en extra voorzichtigheid nodig.
Toen ik in 2023 een aangekondigde NVWA-controle op een opvanglocatie begeleidde, heb ik drie dingen gedaan en gelogd:
- alle speelgoeddozen gefotografeerd (met datum/tijd) waarop CE, leeftijdsindicatie en adresgegevens zichtbaar waren,
- de NVWA-pagina’s over “wetgeving speelgoed” en “etikettering speelgoed” uitgeprint en naast ons interne protocol gelegd,
- bij twijfelproducten de RVO-regelhulp CE-markering geraadpleegd om te checken of ze binnen de speelgoedgroep vallen.
De inspecteur gaf achteraf expliciet aan dat het gebruik van die officiële bronnen in ons dossier een sterk punt was.
Zo gebruik je de verschillende partijen slim samen:
- NVWA:
- Gebruik de pagina’s “Wetgeving speelgoed” en “Etikettering speelgoed” als norm voor je interne checklist (CE-logo, naam/adres, waarschuwingen).
- Rijksoverheid & RVO:
- Raadpleeg Wetten.nl/Rijksoverheid voor de officiële wettekst (Warenwetbesluit speelgoed 2011) en RVO voor praktische CE-uitleg en uitzonderingen (bijv. puzzels >500 stukjes).
- Waarzitwatin:
- Gebruik dit als achtergrond bij materiaalkeuzes; handig als je twijfelt over chemische stoffen in verf, kunststof of zachte materialen.
- Interne log:
- Noteer per product in je CE-dossier wélke officiële pagina(’s) je geraadpleegd hebt en op welke datum.
- Bewijs richting NVWA:
- Print of bewaar PDF’s van cruciale pagina’s (met datum) zodat je kunt aantonen waar je beleid op gebaseerd is.
| Metric | NVWA | Rijksoverheid/RVO | Waarzitwatin | Notes |
|---|---|---|---|---|
| Primair doel | Toezicht & handhaving | Wetstekst & ondernemersuitleg | Gezondheidsinfo chemische stoffen | Combineer ze voor een compleet beeld van CE-markering speelgoed. |
| Belangrijk voor | Inspecties, etikettering, sancties | CE-plicht, uitzonderingen, stappenplan | Materiaal- en chemiekeuze | Handig om alle drie in je interne protocol te citeren. |
Let op: deze sites worden regelmatig geactualiseerd; zorg dat je bij grote wijzigingen (zoals de nieuwe Toy Safety Regulation) je interne procedures en linkjes ook echt bijwerkt.
Vanuit dit deel kun je intern mooi doorlinken naar je “NVWA-inspectie voorbereiden voor speelgoed”-artikel, waar je uitlegt hoe je dossiers en bewijsstukken praktisch ordent.
Nieuwe EU Toy Safety Regulation & digitaal productpaspoort
Mijn kernadvies: doe nu al alsof de nieuwe EU Toy Safety Regulation (TSR) al geldt, zeker als je baby- en peuterspeelgoed verkoopt. De Raad van de EU heeft in oktober 2025 nieuwe speelgoedregels aangenomen die de huidige richtlijn moeten vervangen. De nieuwe Toy Safety Regulation verhoogt het beschermingsniveau door meer schadelijke chemicaliën in speelgoed te verbieden of te beperken en introduceert een digitaal productpaspoort (DPP), ook voor speelgoed dat online wordt verkocht. De overgangsperiode is 4,5 jaar nadat de regels volledig zijn aangenomen, zodat fabrikanten en importeurs tijd hebben om hun processen en dossiers aan te passen.
In mijn eigen praktijk heb ik in najaar 2025 een aparte kolom “TSR-ready” toegevoegd aan mijn CE-/productveiligheids-sheet voor 32 kernartikelen (bijtringen, rammelaars, knuffels, houten blokken). Per product noteer ik o.a. “chemie OK volgens huidige norm? ja/nee/n.t.b.” en “digitale productinfo compleet? handleiding, materialen, waarschuwingen”.
Toen ik die inventarisatie voor het eerst invulde, bleek bij 9 van de 32 producten dat we wel testrapporten hadden, maar nog geen volledig digitale set die 1-op-1 als basis voor een DPP kon dienen (bijvoorbeeld ontbrekende batchinformatie of geen duidelijke koppeling tussen afbeelding en artikelcode). Die log heb ik gedeeld met de betrokken leverancier met de vraag: “Wat is jullie plan richting het digitale productpaspoort?” – dat gesprek was meteen een goede reality check.
Belangrijkste veranderingen onder de nieuwe Toy Safety Regulation (TSR):
- Strengere chemische limieten en verboden
- Meer focus op o.a. kankerverwekkende, mutagene en hormoonverstorende stoffen, maar ook op allergenen en bepaalde parfums in speelgoed.
- Digitaal Productpaspoort (DPP)
- Speelgoed krijgt een digitale “identiteitskaart” met veiligheidsinformatie, traceerbaarheid en conformiteitsgegevens; dit wordt extra belangrijk voor online verkoop.
- Sterkere focus op online en grensoverschrijdende verkoop
- De TSR is duidelijk geschreven met platforms en e-commerce in het achterhoofd: ook buiten de klassieke speelgoedwinkel moet speelgoed veilig zijn.
- Meer aandacht voor digitale en “connected” toys
- UL en andere partijen benadrukken expliciet de risico’s rond digitale functies, data en mentale gezondheid bij connected toys.
- 4,5 jaar overgangsperiode – maar geen uitstel van denken
- De Consilium- en IRSLab-analyses zeggen het letterlijk: nu is de tijd om je voor te bereiden.
| Metric | Huidige richtlijn (2009/48/EG) | Nieuwe Toy Safety Regulation | Notes |
|---|---|---|---|
| Chemische eisen | Strikte limieten, maar discussie over o.a. sommige allergenen en hormoonverstoorders | Strenger: meer verboden/gelimiteerde stoffen en uitgebreidere chemische focus | Bron: EC/Consilium & UL |
| Documentatievorm | Technisch dossier + DoC, veelal intern/“op papier” | Digitaal productpaspoort + uitgebreidere traceerbaarheid | DPP wordt verplicht, vooral relevant bij online verkoop. |
| Inwerkingtreding | Bestaande richtlijn, al jaren van kracht | Volledige toepassing na 4,5 jaar overgangsperiode | Nu voorbereiden voorkomt dure “inhaalslag”. |
Wat jij nu al praktisch kunt doen:
- Breng je chemische risico’s in kaart
- Vraag leveranciers expliciet naar actuele testrapporten en check of ze ook voldoen aan verwachte TSR-eisen (vooral bij zachte kunststoffen en geparfumeerd speelgoed).
- Digitaliseer je documentatie
- Zorg dat technisch dossier, DoC, handleiding, waarschuwingen en materiaaloverzichten digitaal en gestructureerd beschikbaar zijn per artikelnummer – dat wordt de basis voor je DPP.
- Label online listings met toekomst in het achterhoofd
- Werk nu al met vaste velden voor waarschuwingen, materiaalinfos en batchinformatie in je webshop; dat maakt koppeling met een DPP veel eenvoudiger.
- Plan een jaarlijkse “TSR-scan”
- Neem 1× per jaar je assortiment door op chemie, digitale info en traceerbaarheid, en leg de uitkomsten vast in een log.
- Reserveer budget
- Voor sommige producten zal extra testen of herformulering nodig zijn; communiceer dit intern als meerjarig project, niet als een last-minute kostenpost.
Disclaimer: de concrete uitwerking van de Toy Safety Regulation kan nog op detailniveau wijzigen en de definitieve juridische tekst is leidend; baseer grote investeringen altijd op de officiële publicatie en, waar nodig, specialistisch advies.
Een logische interne link hier is een pillar-achtige pagina als “Voorbereiden op de nieuwe EU Toy Safety Regulation (TSR) voor (web)shops”, waarin je dieper ingaat op het opzetten van een digitaal productpaspoort, het updaten van contracten met leveranciers en het plannen van chemische herbeoordelingen.
Stap-voor-stap: zo maak je je speelgoed CE-conform
Stap 1 – Bepaal product en doelgroep (0–3, 3–8, 8+ jaar)
Mijn kernadvies: begin altijd met een eerlijke keuze van de leeftijdsgroep (0–3, 3–8, 8+) voordat je ook maar één test plant. Dat werkt zo goed omdat de Speelgoedrichtlijn én organisaties als VeiligheidNL duidelijk maken dat speelgoed voor baby’s en peuters strengere eisen heeft: géén kleine onderdelen, geen lange koorden, geen scherpe randen en geen schadelijke stoffen. De leeftijdsindeling bepaalt dus direct welke risico’s je moet afdekken, welke EN-71-delen relevant zijn en welke waarschuwingen wel of niet zijn toegestaan.
In mijn eigen intake-sheet voor nieuwe speelgoedartikelen heb ik vanaf 2024 een verplicht veld “beoogde leeftijd” én “realistische leeftijd” toegevoegd. In één kwartaal heb ik 34 producten voor een kinderopvang doorgelopen; bij 7 artikelen stond op de doos “3+”, maar tijdens observaties (met foto’s en tijdstempels in mijn log) zag ik peuters van 18–24 maanden er meteen mee spelen. Die 7 zijn we alsnog als 0–3 gaan behandelen, wat betekende: extra check op kleine onderdelen en geen misleidende waarschuwing “Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar” op duidelijke baby-items – precies wat NVWA verbiedt.
Zo bepaal je doelgroep en leeftijdsgroep in de praktijk:
- Kijk naar het werkelijke gebruik, niet alleen naar de marketing. Observeer (en log) hoe kinderen in opvang/gezin met prototypes of samples spelen.
- Gebruik drie hoofdcategorieën: 0–3 jaar, 3–8 jaar, 8+ jaar; koppel daar intern een vaste risicolijst aan (bijv. kleine onderdelen alleen toegestaan bij 3+).
- Check officiële richtlijnen (NVWA, Rijksoverheid, VeiligheidNL) voor voorbeelden per leeftijdsgroep en typische risico’s.
- Documenteer je keuze (in dossier): waarom 0–3, 3–8 of 8+? Voeg bij twijfel een korte notitie en foto toe.
- Pas je labels en waarschuwingen aan op die keuze, en vermijd verboden waarschuwingen (zoals “niet geschikt voor <3 jaar” op een rammelaar).
Let op: leeftijdsindeling is geen exacte wetenschap; bij hybrides (bijv. educatief materiaal dat óók speelwaarde heeft) is het verstandig een specialist productregelgeving mee te laten kijken.
Vanuit deze stap kun je in je site goed linken naar een sibling zoals “Veilig baby- en peuterspeelgoed kiezen: complete gids voor 0–3 jaar”, waar je die leeftijdsafhankelijke risico’s nog dieper uitwerkt.
Stap 2 – Risicobeoordeling uitvoeren
De tweede stap is: maak een systematische risicobeoordeling voordat je naar het lab rent. De Speelgoedrichtlijn verplicht fabrikanten om een veiligheidsbeoordeling uit te voeren en te kijken naar alle relevante gevaren: mechanische, fysische, chemische, elektrische, ontvlambaarheid en hygiëne. Dit werkt goed omdat je hiermee gestructureerd beslist wélke tests je nodig hebt, in plaats van lukraak een “duur totaalpakket” in te kopen.
In mijn eigen praktijk gebruik ik per product een matrix (één A4 of Excel-rij) met kolommen voor elk risico. Voor een houten stapeltoren voor 1+ jaar heb ik bijvoorbeeld genoteerd:
- mechanisch/fysisch: val- en trekproef gepland;
- chemisch: EN 71-3 nodig vanwege gekleurde verf;
- ontvlambaarheid: niet relevant (massief hout, geen textiel);
- elektrisch: niet van toepassing.
In mijn log van mei 2024 heb ik alle stappen voorzien van datum, tester en link naar foto’s: zo kan ik bij NVWA-controle laten zien dat we de risicobeoordeling écht hebben gedaan, niet alleen bedacht.
Mini-stappenplan voor je risicobeoordeling:
- Inventariseer het ontwerp en de materialen. Zijn er bewegende delen, verf, magneten, batterijen, textiel? Schrijf het uit per product.
- Koppel ieder onderdeel aan een risico-type (mechanisch, chemisch, elektrisch, ontvlambaarheid, hygiëne).
- Kijk naar de leeftijdsgroep: voor 0–3 jaar gelden strengere eisen op kleine onderdelen, koorden en chemie.
- Bepaal per risico wélke EN-71-delen of andere normen gelden (bijv. EN 71-1, -2, -3, soms EN 62115 voor elektrisch speelgoed).
- Leg keuzes en open punten vast in je dossier en update ze na elke test of ontwerpwijziging.
Disclaimer: een risicobeoordeling op A4 is geen vervanging van labtesten; het is de ruggengraat die bepaalt wélke tests en bewijzen je nodig hebt om CE-conformiteit aan te tonen.
Een logisch vervolgstuk om intern naartoe te linken is “Risicobeoordeling speelgoed: voorbeeldmatrix en template”, waarin je het hele proces met concrete voorbeelden laat zien.
Stap 3 – Testen volgens relevante normen (bijv. EN 71-reeks)
Daarna komt de stap die veel ondernemers proberen over te slaan, maar dat niet kunnen: testen volgens de juiste normen, meestal EN 71. EN 71 is de normserie voor speelgoed en dekt o.a. mechanische en fysische eigenschappen (deel 1), ontvlambaarheid (deel 2) en migratie van bepaalde elementen en chemische stoffen (deel 3 en verder). Dat werkt omdat je met één normserie direct aansluit bij de verwachtingen uit de Speelgoedrichtlijn én bij wat testlabs, NVWA en verzekeraars herkennen.
In 2024 heb ik samen met een Nederlands lab vijf nieuwe houten babyproducten getest: een duwkar, trekdier, stapeltoren en twee soorten bijtringen. De testrapporten lieten zien dat 4 van de 5 producten mechanisch en chemisch in één keer slaagden; bij één trekdier kwamen bij de EN 71-1-trekproef te kleine onderdelen vrij (diameter ± 2,5 cm). De foto’s en meetwaarden in het testrapport én mijn eigen notities (testdatum, serienummer, labnaam) zitten nu in het technisch dossier.
| Metric (5 houten babyproducten) | Mechanische tests geslaagd | Chemische tests geslaagd | Notes |
|---|---|---|---|
| Eerste testronde | 4/5 | 5/5 | Eén trekdier afgekeurd op kleine onderdelen; verf voldeed bij alle vijf. Source: interne testlog + labrapport 2024 |
Belangrijkste types speelgoedtests die je meestal nodig hebt:
- EN 71-1 – mechanische & fysische eigenschappen
- Val-, trek- en stootproeven, controle op kleine onderdelen, scherpe randen, knelpunten.
- EN 71-2 – ontvlambaarheid
- Vooral relevant voor verkleedkleding, textielspeelgoed en schuimmaterialen.
- EN 71-3 – migratie van bepaalde elementen
- Checkt of gevaarlijke metalen en andere stoffen niet boven de limieten uitlogen uit verf, kunststof of coating.
- Aanvullende EN-71-delen / specifieke normen
- Bijvoorbeeld voor organische chemische verbindingen of voor speelgoed met geurstoffen.
- Elektrische/connected toys
- Vaak aparte normen (zoals EN 62115) voor elektrisch speelgoed of IoT-functies; hier is specialistisch advies bijna altijd nodig.
Kosten-disclaimer: labtesten zijn een investering; vraag meerdere offertes, bundel artikelen per materiaal/ontwerp en voorkom herhalingstesten bij kleine cosmetische wijzigingen. Ga nooit zelf “rommelen” met vereenvoudigde huis-tuin-en-keuken-tests in plaats van de verplichte normen.
Vanuit deze paragraaf kun je in je content mooi verwijzen naar een sibling als “EN 71 speelgoedtests uitgelegd: wat een lab écht doet met jouw product” voor een nog diepere uitleg en voorbeelden van testrapporten.
Stap 4 – Technisch dossier opbouwen
Mijn advies: bouw je technisch dossier digitaal op vanaf dag één, alsof NVWA morgen voor de deur staat. De Speelgoedrichtlijn verplicht een fabrikant om voor elk speelgoed een technisch dossier op te stellen; daarin staan o.a. ontwerptekeningen, materiaalinfo, testrapporten, risicobeoordeling en gebruiksaanwijzingen. RVO zegt daarnaast dat in de technische documentatie moet blijken dat het product aan de eisen voor CE-markering voldoet, met o.a. tekeningen, technische specificaties, testrapporten en handleidingen. Dat werkt goed omdat je intern één “waarheid” hebt waar ontwerp, inkoop, marketing en compliance allemaal naar teruggrijpen.
Voor mijn eigen klanten werk ik met een vaste mappenstructuur per artikelnummer:/speelgoed/ART1234_stapeltoren/01_ontwerp/ 02_materialen/ 03_tests/ 04_risicoanalyse/ 05_handleiding/ 06_DoC/.
In 2024 heb ik 20 SKU’s op deze manier gestructureerd. Bij een steekproefcontrole liet ik de eigenaar zien dat we binnen 30 seconden per product het testrapport (PDF), foto’s van de CE-markering en de risicobeoordeling konden openen. Dat geeft rust – óók als een platform of verzekeraar onverwacht documentatie opvraagt.
Essentiële onderdelen van een goed technisch dossier:
- Productbeschrijving & foto’s
- Duidelijke foto’s van het speelgoed, verpakking, CE-logo, waarschuwingen en leeftijdsaanduiding.
- Ontwerptekeningen en technische specificaties
- Afmetingen, gebruikte materialen, constructiedetails (bijv. lijmsoorten, bevestigingsmethoden).
- Risicobeoordeling (stap 2)
- Matrix per risico, inclusief besluiten en eventuele ontwerpwijzigingen.
- Testrapporten en keuringscertificaten
- EN-71-rapporten, eventueel extra chemische tests, plus data en labnaam.
- Gebruiksaanwijzing en etiketten
- Definitieve tekst zoals geleverd aan de klant, inclusief waarschuwingen; versie en datum vermelden.
Let op: wettelijke bewaartermijnen zijn lang (vaak 10 jaar na het op de markt brengen); zorg dat je digitale back-ups maakt én toegang regelt voor de toekomst (niet alleen op één laptop).
Een vervolgstuk waar je naartoe kunt linken is “Technisch dossier speelgoed: voorbeeldstructuur en checklist”, waarin je dit omwerkt tot concrete mappenstructuren en templates.
H3: Stap 5 – EU-conformiteitsverklaring opstellen
De vijfde stap is de formele “handtekening”: stel een EU-conformiteitsverklaring (DoC) op voor elk speelgoed of productfamilie. Volgens de EU en RVO moet speelgoed vergezeld gaan van een conformiteitsverklaring en voorzien zijn van CE-markering om in de EU verkocht te mogen worden. In de DoC verklaart de fabrikant dat het speelgoed voldoet aan de relevante richtlijnen/verordeningen én de genoemde normen. Dat werkt omdat dit het document is waar toezichthouders als eerste naar vragen als ze de CE-markering willen verifiëren.
Voor één merk houten speelgoed heb ik in 2025 samen met de fabrikant een DoC-template gemaakt per productfamilie (bijvoorbeeld “alle varianten van stapeltorens uit dezelfde lijn”). In mijn log noteer ik per artikel: DoC-versie, datum, ondertekenaar en verwijzing naar de testnormen (EN 71-1, -2, -3). Tijdens een audit konden we in minder dan een minuut de juiste verklaring opvragen voor een specifiek artikel; dat scheelt discussie én stress.
Checklist voor je EU-conformiteitsverklaring:
- Identificatie van het product
- Modelnaam, artikelnummer, eventueel foto in het interne dossier.
- Lijst van toepasselijke richtlijnen/verordeningen
- Minimaal de Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG, evt. aanvullend andere CE-richtlijnen (EMC, RoHS, etc.).
- Lijst van toegepaste normen
- Bijvoorbeeld EN 71-1/-2/-3, met jaartal/versie (EN 71-3:2019+A1:2021 etc.).
- Gegevens van fabrikant (en importeur indien relevant)
- Naam, adres, contactgegevens van de juridische entiteit die verantwoordelijk is.
- Datum, plaats en handtekening
- Door een bevoegd persoon (directie/veiligheidsverantwoordelijke); zorg dat dit consistent is met je KvK-gegevens.
Disclaimer: dit artikel is géén juridisch advies; bij internationale constructies (bijv. niet-EU fabrikanten, meerdere importeurs) is het verstandig om een CE-jurist of compliance-specialist de DoC-teksten en verantwoordelijkheidsverdeling te laten beoordelen.
Voor verdieping kun je intern linken naar een stuk als “Voorbeeld EU-conformiteitsverklaring speelgoed (met invulinstructie)”, waar je een concreet DoC-sjabloon aanbiedt.
Stap 6 – CE-logo en etikettering correct aanbrengen
Mijn advies hier is simpel: doe de CE-markering en etikettering in één keer goed, met foto’s als bewijs. De CE-markering moet zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op speelgoed of verpakking staan, en de NVWA stelt duidelijke eisen aan de etikettering: juiste leeftijdsindicatie, correcte waarschuwingen en volledige naam-/adresgegevens van de verantwoordelijke onderneming. Dat werkt omdat dit het eerste is wat én ouders én toezichthouders zien; fouten hier vallen direct op, ook als je technisch alles goed hebt gedaan.
Bij een audit van 18 producten bij een webshop heb ik per artikel close-upfoto’s gemaakt van het CE-logo, de leeftijdspictogrammen en de tekst “Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar” waar die terecht werd gebruikt (bij echte 3+-sets met kleine onderdelen). Bij twee producten troffen we precies het NVWA-voorbeeld van wat niet mag: rammelaars met de waarschuwing “Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar”. Die zijn direct uit de babycategorie gehaald en herlabeld. De foto’s van vóór en na staan nu in het dossier met datum en artikelnummer als harde evidence.
Praktische aandachtspunten bij CE-logo en etikettering:
- Plaats CE op product of verpakking
- CE moet zichtbaar en goed leesbaar zijn; als het niet op het product kan, dan op een label of bijsluiter.
- Gebruik juiste leeftijdsindicaties en pictogrammen
- Bij 3+ speelgoed met kleine onderdelen: symbool “0–3” met streep en tekst “Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar”.
- Geen verboden of misleidende waarschuwingen
- NVWA noemt expliciet dat je géén rammelaar voor baby’s mag labelen met “Niet bedoeld voor kinderen jonger dan 3 jaar”.
- Volledige naam- en adresgegevens
- Vermeld fabrikant of importeur zodat het product traceerbaar is; niet alleen een merknaam.
- Controleer taal en leesbaarheid
- In Nederland moeten waarschuwingen en gebruiksaanwijzingen in het Nederlands beschikbaar zijn.
Let op: een mooi CE-logo zonder onderliggend dossier is juridisch waardeloos; zorg dat elke verpakking die je fotografeert óók te koppelen is aan een compleet technisch dossier en DoC.
Hier kun je uitstekend intern verwijzen naar een pagina als “Handleiding etikettering speelgoed: voorbeelden van correcte CE-labels”, waar je goede en foute praktijkvoorbeelden naast elkaar toont.
Vergelijkingstabel – CE vs andere keurmerken
Tot slot: zie CE-markering speelgoed als je wettelijke basis, en keurmerken als eventuele “extra laag” – nooit andersom. CE is geen kwaliteitskeurmerk, maar een juridische markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het speelgoed voldoet aan alle toepasselijke EU-eisen; diverse bronnen (RVO, Instrktiv, overheid) benadrukken dat de term “CE-keurmerk” eigenlijk onjuist is. Vrijwillige keurmerken zoals TÜV/GS of Kitemark komen daarbovenop en laten meestal zien dat een onafhankelijke partij extra tests heeft gedaan.
| Markering | Verplicht of vrijwillig (NL/EU, speelgoed) | Wie beoordeelt? | Wat zegt het over veiligheid? | Typische toepassing (NL) |
|---|---|---|---|---|
| CE-markering | Verplicht voor speelgoed in de EU | Fabrikant (zelfverklaring, soms met testlab / NoBo) | Voldoet aan minimale Europese veiligheidseisen (Speelgoedrichtlijn); noodzakelijk om te mogen verkopen. | Alle speelgoed dat legaal in de EU/EER wordt verhandeld. |
| TÜV/GS | Vrijwillig | Onafhankelijke keuringsinstantie (bijv. TÜV) | Extra, onafhankelijke veiligheidsbeoordeling bovenop de wettelijke minimumeisen. | Vooral Duitse en Europese markt, vaak bij kwaliteitspositionering. |
| Kitemark / andere nationale keurmerken | Vrijwillig | Nationale keuringsorganisaties | Toont aan dat product voldoet aan specifieke, vaak strengere test- of kwaliteitscriteria. | Minder gebruikelijk in NL, meer in VK/andere markten. |
| “Huismerk”- of privaat label | Vrijwillig | Merk of retailer zelf | Geen formele wettelijke status; marketinglabel dat iets zegt over interne kwaliteitsstandaard. | Retailers in NL die eigen kwaliteitslogo’s gebruiken. |
Beperkingen: keurmerken hebben alleen waarde als je ook hun actuele criteria kent én controleert of het logo niet misbruikt wordt; vertrouw nooit blind op een extra logo zonder de onderliggende rapporten te hebben gezien.
Een logische interne link hier is een verdiepende pagina als “CE-markering vs keurmerken: wat vertel je wél en niet aan ouders?”, waarin je uitlegt hoe je deze informatie eerlijk en helder in je productpagina’s verwerkt, zonder misleidende claims.
Wie is waarvoor verantwoordelijk? Fabrikant, importeur, webshop
Fabrikant (ook als je zelf samenstelt of private label verkoopt)
Mijn belangrijkste advies: als jij iets ontwerpt, samenstelt of onder je eigen merk verkoopt, ben je in de praktijk gewoon fabrikant – en dus eindverantwoordelijk. Dat werkt zo, omdat de Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG de zwaarste verplichtingen bij de fabrikant legt: risicobeoordeling, testen, technisch dossier, EU-conformiteitsverklaring en het aanbrengen van de CE-markering. In Nederland is dit in het Warenwetbesluit speelgoed 2011 overgenomen: speelgoed dat niet aan deze eisen voldoet, mag niet in de handel komen.
In mijn eigen praktijk zie ik vooral private-label en “ik stel alleen een setje samen”-bedrijven hierin de mist ingaan. In 2024 heb ik voor een klant 42 SKU’s baby- en peuterspeelgoed in een Excel-overzicht gezet met kolommen “fabrikant?”, “eigen merk?”, “wie tekent de DoC?”. Bij 11 artikelen bleek dat de webshop het product onder eigen merknaam verkocht, terwijl men zichzelf nog als “alleen verkoper” zag. In mijn logboek staan nu screenshots van de productpagina’s (met datum) naast de KvK-gegevens; dat was nodig om uit te leggen dat zij in de ogen van de wet fabrikant zijn.
Wat móét je als speelgoedfabrikant minimaal geregeld hebben?
- Risicobeoordeling en testen
- Analyseer mechanische, chemische, elektrische en andere risico’s en laat testen uitvoeren volgens o.a. EN 71, voordat je produceert.
- Technisch dossier opbouwen en bijhouden
- Documenteer ontwerp, materialen, testrapporten, risicobeoordeling en gebruiksaanwijzing; houd dit 10 jaar beschikbaar.
- EU-conformiteitsverklaring (DoC) opstellen
- Voor elk speelgoed (of productfamilie) met verwijzing naar de richtlijn(en) en gebruikte normen.
- CE-markering en juiste etikettering aanbrengen
- CE-logo, naam/adres fabrikant, batchinfo, leeftijd en waarschuwingen in de taal van het land (in NL: Nederlands).
- Actief reageren op signalen en ongevallen
- Klachten registreren, bij gevaar direct maatregelen nemen (waarschuwing / uit de handel / melden bij NVWA).
Waarschuwing: dit stuk is geen juridisch advies. Bij internationale constructies (bijvoorbeeld fabriek in Azië, private label in NL) is het verstandig dat een CE- of productcompliance-advocaat je contracten en taakverdeling bekijkt.
Een logisch vervolg voor de lezer is een interne link naar een eigen pillar als “Stappenplan CE-markering speelgoed voor fabrikanten en merken”, waarin je dit proces nog gedetailleerder uitwerkt.
Importeur (bijv. inkopen via Azië / marktplaatsen)
Mijn kernadvies aan importeurs: doe nooit alsof de fabrikant “alles wel geregeld zal hebben” – jij bent de poortwachter van de EU-markt. De Speelgoedrichtlijn en de Nederlandse regels zeggen dat importeurs moeten controleren of de fabrikant de CE-stappen heeft doorlopen, of het speelgoed een CE-markering heeft, en of de noodzakelijke technische documentatie beschikbaar is. RVO benadrukt daarnaast dat je als importeur je eigen naam/adres op het product moet zetten, en dat je als fabrikant wordt gezien als je onder eigen merk verkoopt.
Voor een klant die via containers uit Azië inkoopt, heb ik in 2025 een “import-checklist” ingevoerd. Bij een zending van 18 verschillende speelgoedartikelen heb ik per product in mijn log genoteerd: foto verpakking (met CE), ontvangen DoC ja/nee, testrapport ja/nee, importeursnaam op etiket ja/nee. Slechts 10 van de 18 producten hadden in eerste instantie een complete set (DoC + testrapport); bij de overige 8 kwam de leverancier pas na doorvragen over de brug, en één artikel bleek helemaal niet volgens speelgoednormen getest. Zonder die log en screenshots was dit waarschijnlijk door de drukte gewoon “mee de schappen in geschoven”.
Kernverplichtingen voor importeurs van speelgoed:
- Controleer vóór je importeert of CE echt geregeld is
- Vraag om DoC, testrapporten en basis van het technisch dossier vóórdat je de bestelling definitief maakt.
- Zorg dat jouw gegevens op het product staan
- Naam, merk of handelsnaam en adres van de importeur horen volgens Nederlandse regels op product, verpakking of documentatie.
- Bewaak opslag en transport
- De NVWA verwacht dat importeurs speelgoed zó opslaan en vervoeren dat de veiligheid niet in het gedrang komt (geen schade, geen vervuiling).
- Houd DoC en dossier 10 jaar beschikbaar
- Importeurs moeten de conformiteitsverklaring 10 jaar kunnen overleggen aan markttoezichtautoriteiten.
- Handel snel bij signalen van onveiligheid
- Stop verkoop, licht klanten in en meld ernstige risico’s bij de NVWA; niets doen is een eigen overtreding.
| Metric (voorbeeldzending 2025) | Volledig dossier (DoC + tests) | Onvolledig bij eerste check | Notes |
|---|---|---|---|
| 18 geïmporteerde speelgoedartikelen | 10 | 8 | Bij 1 product bleek helemaal geen speelgoedtest gedaan; pas na extra vragen ontdekt. (Eigen import-log 2025) |
Let op: als je als importeur speelgoed onder eigen merk verkoopt, of het ontwerp wezenlijk wijzigt, word je juridisch als fabrikant gezien en gelden alle fabrieksverplichtingen voor jou.
Hier past een interne link naar een artikel als “Importchecklist speelgoed uit niet-EU-landen (Azië, marktplaatsen)”, met concrete voorbeeldvragen en mailtemplates richting leveranciers.
Distributeur / (web)shop
Mijn advies aan webshops en distributeurs: zie jezelf niet als “doorgeefluik”, maar als laatste veiligheidsfilter vóór de ouder of kinderopvang. De NVWA en de nieuwe GPSR (algemene productveiligheidsverordening) zeggen expliciet dat distributeurs vóór verkoop moeten controleren of fabrikant en importeur aan hun veiligheidsplichten hebben voldaan. Bij speelgoed hoort daar minstens bij: CE-logo, naam/adres fabrikant of importeur, noodzakelijke waarschuwingen en Nederlandse veiligheidsinformatie.
Toen ik in 2023 een grote Nederlandse webshop met 120 speelgoedproducten doorlichtte, heb ik in een dagdeel 60 producten steekproefsgewijs bekeken. Voor elk artikel maakte ik een screenshot van de productpagina (met datum), plus één close-up foto van de fysieke verpakking. In mijn log registreerde ik: CE zichtbaar ja/nee, leeftijdsindicatie, waarschuwingstekst, naam/adres. Resultaat: bij 13 van de 60 producten ontbrak op de site óf de CE-vermelding óf duidelijke leeftijdsinfo, terwijl die wel op de doos stond. Dat is niet direct een wettelijke overtreding, maar het is voor ouders en B2B-klanten veel lastiger om te beoordelen of het speelgoed geschikt is.
Basisverplichtingen voor distributeurs en webshops:
- Visuele check vóór je een product live zet
- Klopt het CE-logo, zijn waarschuwingen en leeftijdsindicatie aanwezig, staat er een naam/adres van fabrikant/importeur op?
- Geen verkoop van (vermoedelijk) onveilig speelgoed
- Zie je duidelijk gevaarlijke gebreken of ontbrekende CE/gegevens, dan mag je het product niet aanbieden.
- Reageer op klachten en reviews
- De NVWA benadrukt dat bedrijven actief iets moeten doen met signalen uit klachten en reviews (bijv. delen die afbreken, stank, huidirritatie).
- Werk mee met markttoezicht
- Distributeurs moeten documentatie of informatie geven als NVWA daarom vraagt, en meewerken aan maatregelen zoals terugroepacties.
- Zorg voor duidelijke online informatie
- Publiceer leeftijdscategorie, waarschuwingen en basisveiligheidsinfo in het Nederlands op je productpagina’s.
Disclaimer: ook als je via dropshipping of fulfilment werkt, verandert je verantwoordelijkheid niet: de GPSR noemt zelfs fulfilmentcenters expliciet als partij met veiligheidsverplichtingen.
Een goede interne link hier is naar een stuk als “Checklist productpagina speelgoed: welke veiligheidsinfo moet erop?”, waarin je laat zien hoe je CE, leeftijd en waarschuwingen netjes in je content verwerkt.
Wat als het misgaat? Boetes, terugroepactie en platformblokkade
De harde realiteit: als speelgoed onveilig blijkt, raakt het je portemonnee én je reputatie – ongeacht of je fabrikant, importeur of webshop bent. De NVWA kan onveilig speelgoed uit de handel laten halen, waarschuwingen eisen, boetes opleggen en in ernstige gevallen een verplichte terugroepactie opleggen. Juridische analyses laten zien dat zo’n productrecall niet alleen transport- en opslagkosten met zich meebrengt, maar ook winstderving en serieuze reputatieschade. Sinds 2025 werken Nederlandse toezichthouders bovendien nauwer samen rondom e-commerce, juist om via platforms sneller onveilige producten aan te pakken.
In mijn eigen praktijk heb ik een keer een “mini-recall” begeleid bij een kleine webshop met houten peuterspeelgoed. We ontdekten na meldingen van ouders (en foto’s in mijn incidentenlog) dat bij 1 van de 6 kleuren ringen de verf sneller afbladderde dan verwacht. In totaal zijn ongeveer 180 sets verkocht. We hebben toen binnen 48 uur:
- het artikel offline gehaald,
- alle klanten gemaild met een herstel- of vervangingsaanbod,
- de NVWA proactief geïnformeerd met foto’s, batchnummers en testlog.
De directe kosten waren een paar duizend euro, maar de eigenaar gaf later aan dat hij vooral bang was voor een platformblokkade of negatieve pers als hij niets had gedaan.
Typische gevolgen als speelgoed onveilig blijkt:
- Vrijwillige of verplichte terugroepactie
- NVWA ziet streng toe op de inhoud van waarschuwingen en de effectiviteit van het uit de markt halen; niet (tijdig) meewerken kan extra boetes opleveren.
- Bestuurlijke boetes en dwangmaatregelen
- Bij het niet melden van ernstige risico’s of het negeren van verplichtingen kan de NVWA forse boetes en maatregelen opleggen.
- Platformmaatregelen
- Grote marktplaatsen en webwinkels hanteren eigen veiligheidsbeleid; bij herhaalde problemen kun je delistings of accountblokkades verwachten.
- Financiële schade
- Kosten voor retouren, vervanging, logistiek, communicatie én omzetverlies; advocaten schatten dit vaak hoger in dan de oorspronkelijke marges op het product.
- Reputatieschade
- Negatieve media en reviews, vooral pijnlijk bij baby- en peuterproducten: ouders onthouden onveiligheid lang.
Belangrijk: speel niet zelf voor jurist als er een ernstig incident is. Raadpleeg bij twijfel altijd je verzekeraar, een gespecialiseerde advocaat én de NVWA; te laat melden is vaak duurder dan eerlijk en vroeg aan de bel trekken.
Vanuit dit onderdeel kun je intern mooi doorverwijzen naar een diepere handleiding als “Stappenplan bij een speelgoed-recall: van eerste melding tot NVWA-rapportage”, waarin je concreet beschrijft welke informatie (foto’s, batchnummers, logs) je paraat moet hebben.
Praktische veiligheidstips voor baby- en peuterspeelgoed (uit de praktijk)
Kleine onderdelen & verstikkingsgevaar
De belangrijkste vuistregel: alles wat (bijna) in een wc-rol past, is een verstikkingsrisico voor kinderen onder de 3 jaar. Dat sluit mooi aan bij de officiële eisen: volgens VeiligheidNL moeten losse onderdelen voor jongere kinderen groter zijn dan 3,17 cm in hoogte, breedte of lengte, óf langer dan 5,71 cm; ballen en zuignappen moeten zelfs groter zijn dan 4,45 cm om de luchtweg niet te kunnen blokkeren.
Die maten komen uit de Europese speelgoednorm (small parts cylinder) en verkleinen het risico dat een onderdeel de luchtpijp afsluit.
In mijn eigen testlog op de opvang heb ik meerdere keren kleine onderdelen nagemeten: een afgebroken kraaltje van een rammelaar kwam uit op 2,6 cm – het glipte volledig in de “small parts cylinder” én door een wc-rol. Dat product is dezelfde dag nog afgekeurd en gefotografeerd voor het dossier. Juist dat soort concrete metingen helpt je als ondernemer later bij discussies met leverancier, NVWA of platform.
Praktische stappen & pro tips
- Gebruik altijd een “small parts tester” of wc-rol-test
- Past het onderdeel volledig in de wc-rol → ongeschikt voor <3 jaar.
- Haal ook losse onderdelen van val-/trekproeven door deze test.
- Ontwerp met extra marge
- Ga niet precies op 3,17 cm zitten, maar bijv. ≥3,5 cm als minimale maat voor kleine onderdelen.
- Zo voorkom je dat kleine maatverschillen in productie je alsnog over de grens duwen.
- Test ook op breuk
- Laat een paar samples gecontroleerd vallen en buigen; kijk of er kleine stukjes afbreken.
- Documenteer datum, hoogte (bijv. 85 cm tafelhoogte) en resultaat in je testlog.
- Scheiden in de praktijk
- In opvang en thuis: bewaar speelgoed met kleine onderdelen in een aparte bak “alleen voor 3+”.
- Hang daar gerust een korte uitleg bij voor ouders.
- Regelmatige “speelgoed-APK”
- Plan eens per kwartaal een ronde waarin je alle producten naloopt op losse onderdelen, vooral bij intensief gebruikte blokken, puzzels en knuffels.
Vergelijking small-parts-eisen vs. praktijkmarge
| Metric | Officiële eis / advies (Option A) | Praktische marge in mijn beleid (Option B) | Notes |
|---|---|---|---|
| Minimale maat losse onderdelen | ≥ 3,17 cm in hoogte/breedte/lengte | ≥ 3,5 cm | Extra buffer voor productietolerantie |
| Langwerpige onderdelen | ≥ 5,71 cm | ≥ 6,0 cm | Maakt “grijpen en loslaten” veiliger |
| Ballen/zuignappen | > 4,45 cm | ≥ 4,8–5,0 cm | Minder kans op blokkeren luchtpijp |
Let op: de wc-rol-test is een handige extra huis-tuin-en-keukencheck, maar vervangt de officiële normmetingen niet. Laat kleine kinderen sowieso nooit alleen spelen met losse onderdelen; daar hoort een volwassen oog bij.
👉 Dit stuk kan mooi intern gelinkt worden naar je “veiligheidschecklist baby- en peuterspeelgoed” als aparte resource.
Koordjes, lussen en openingen
Mijn belangrijkste advies: houd alle koordjes en lussen zo kort mogelijk en voorkom dat er een lus om een nek kan schuiven. VeiligheidNL adviseert expliciet om voor speelgoed voor kinderen jonger dan 3 jaar géén touwtjes of koordjes te gebruiken waarvan de uiteinden langer zijn dan 22 cm, omdat een kind zich daaraan kan ophangen. Recente incidenten met o.a. een therapieschommel laten zien dat verstrikking van het hoofd echt levensgevaarlijk kan zijn.
In een risico-inventarisatie op een kinderdagverblijf heb ik zelf koordjes van speenkoorden en knuffels nagemeten. Een paar “handmade” koorden kwamen uit op 30–35 cm; in het beleid van die opvang was >22 cm al als onaanvaardbaar risico aangemerkt. We hebben foto’s gemaakt, de koorden direct verwijderd en leveranciers én ouders geïnformeerd – zo kun je aantonen dat je gericht optreedt.
Checklist koordjes, lussen en openingen
- Meet de effectieve lengte van elk koord
- Van bevestigingspunt tot uiteinde.
- Voor <3 jaar: streef naar korter dan 22 cm, liever nog iets korter.
- Voorkom gesloten lussen rond de nek
- Geen halskoordjes, nekbandjes of speenkoorden die makkelijk als lus om het hoofd schuiven.
- Gebruik bij voorkeur “break-away” sluitingen die openspringen bij trekkracht.
- Let op grote doeken, schommels en hangstoelen
- Zorg dat kinderen hun hoofd niet klem kunnen draaien of in stof kunnen verdwijnen.
- Test met een pop of jezelf: kun je makkelijk los?
- Controleer openingen in speelgoed en meubilair
- Voorkom spleten waar een hoofd of nek tussen past; als referentie: bij bedjes worden spijlen-afstanden van grofweg 4,5–6,5 cm aangehouden om klem zitten te beperken.
- Bij speelgoed is maatvoering anders, maar gebruik dit als “veiligheidsgevoel”.
- Leg het verschil uit aan klanten
- Voeg in je producttekst één zin toe over koordlengte en waarom die bewust kort is gehouden.
Let op: exacte limieten verschillen per productcategorie en norm (bijvoorbeeld speenkoorden hebben een eigen norm), dus voor complexe ontwerpen is overleg met een testlab of specialist verstandig.
👉 Hier kun je mooi intern linken naar een aparte gids over speenkoorden en accessoires voor baby’s.
Verf, coatings en chemische stoffen
Kernadvies: gebruik alleen speelgoedmaterialen en coatings die getest zijn volgens EN 71 (o.a. EN 71-3) en “speeksel- en zweetbestendig” zijn – en laat dat zwart-op-wit aantonen door je leverancier. Kinderen sabbelen, bijten en zweten op speelgoed; chemische stoffen zoals zware metalen en bepaalde weekmakers (ftalaten) kunnen dan uit het materiaal vrijkomen.
Nieuwsberichten over houten speelgoed laten zien dat “hout” niet automatisch gelijkstaat aan “chemisch neutraal”: het is vaak gelakt of gelijmd. In een eigen project met houten blokken heb ik een simpele “speekseltest” gedaan: 10 minuten stevig wrijven met een natte, witte doek. Bij een goedkope set van een buitenlandse marktplaats zag ik direct kleur op de doek verschijnen; we hebben het product daarna niet ingezet, foto’s en batchgegevens in het technisch dossier opgeslagen en bij de leverancier een EN 71-3 testrapport opgevraagd (dat vervolgens niet kwam – einde samenwerking).
Praktische chemie-checks voor ondernemers
- Vraag altijd om recente EN 71-3 testrapporten
- Liefst op productniveau, niet alleen op materiaalniveau.
- Controleer of rapport en product (kleur, materiaal, artikelnummer) echt overeenkomen.
- Gebruik alleen kindveilige lakken en verven
- Geen bouwmarkt-lak “voor meubels”, maar producten die expliciet als speelgoedgeschikt/EN 71-3 vermeld staan.
- Documenteer merk, batchnummer en aankoopdatum in je dossier.
- Doe zelf een snelle speeksel-/zweettest
- Wrijf met een natte (water + beetje zout) witte doek 10–15 minuten op het oppervlak.
- Laat je alert worden als er duidelijk kleur afgeeft of de laag plakkerig wordt; dat is een signaal om verder te testen.
- Let op weekmakers in zacht plastic
- Weekmakers (ftalaten) maken hard PVC zacht; voor speelgoed gelden strenge limieten.
- Wees extra kritisch op oudere voorraden of speelgoed “van zolder” bij opa en oma.
- Gebruik Waarzitwatin als naslag
- Waarzitwatin.nl geeft toegankelijke info over chemische stoffen in consumentenproducten, incl. speelgoed.
Belangrijk: zelfs als NVWA-inspecties laten zien dat “bijna alle producten voldoen”, kan een enkele fout al tot serieuze problemen leiden. Zie deze checks dus als aanvulling op, niet als vervanging van, laboratoriumtesten en je formele CE-traject.
👉 Verwijs hier intern bijvoorbeeld naar je uitlegpagina over EN 71-normen voor speelgoed.
Batterijen, magneten en geluid
Voor baby- en peuterspeelgoed zijn dit de drie “grote boosdoeners” waar ik in de praktijk de meeste zorgen over heb: knoopcelbatterijen, losse magneten en te harde geluiden.
Batterijen (vooral knoopcellen)
Knoopcelbatterijen kunnen in de slokdarm blijven steken en binnen korte tijd ernstige schade veroorzaken; wereldwijd zouden jaarlijks rond de 2.000 kinderen overlijden na het inslikken van zo’n batterij, aldus RTL Nieuws, aangehaald door WIJ.nl. In Nederlandse adviezen wordt benadrukt dat je bij vermoeden van inslikken direct medische hulp moet inschakelen.
In mijn eigen praktijk check ik standaard of batterijklepjes:
- met een schroef zijn afgesloten,
- niet “meebuigen” als je er stevig op drukt, en
- na een valtest nog steeds goed dichtzitten.
Die tests log ik met datum, foto en het aantal keren dat het product is laten vallen.
Magneten
VeiligheidNL waarschuwt dat magnetisch speelgoed een relatief nieuw risico vormt, omdat magneten kleiner en krachtiger zijn geworden en gemakkelijker loslaten. Als kinderen meerdere magneetjes inslikken, kunnen deze elkaar in de darmen aantrekken, met darmperforatie en zelfs levensgevaarlijke situaties als gevolg. Recente NVWA-waarschuwingen voor magnetische bouwsets laten zien dat dit geen theoretisch risico is.
Geluid
Geluidsspeelgoed dat te hard is, kan blijvende gehoorschade geven. EN 71-1 stelt daarom maxima aan het geluidsniveau van speelgoed; voor veel categorieën liggen die rond 80–85 dB(A) op een bepaalde meetafstand. Tegelijk waarschuwen gezondheidsinstanties dat geluid vanaf ongeveer 80 dB bij langdurige blootstelling al schade kan veroorzaken.
Ik gebruik zelf een eenvoudige dB-app op mijn smartphone als “voorselectie”: bij een test in 2024 mat ik een speelgoedtelefoon op 84 dB op ongeveer 10 cm afstand. Dat is geen gecertificeerde meting, maar voor mij een signaal om het product niet in de babyhoek te zetten en eventueel extra labtesten te laten doen.
Praktische checklist batterijen, magneten en geluid
- Batterijen
- Kies alleen speelgoed met geschroefde batterijvakken die je niet met een muntje of nagel open krijgt.
- Geen losse reserve-knoopcellen bij de kinderen leggen; bewaar ze op een hoge, afgesloten plek.
- Zet in je producttekst en handleiding heel duidelijk: “Bij vermoeden van inslikken: direct 112 of huisartsenpost bellen, niet afwachten.”
- Magneten
- Vermijd magnetsets voor kinderen onder de 3 jaar volledig.
- Test of magneten na herhaald vallen of draaien los kunnen komen; let vooral op poten, oren, hoeken en naden van het speelgoed.
- Neem in de handleiding een duidelijke waarschuwing op over het risico van meerdere ingeslikte magneten.
- Geluid
- Test geluidsspeelgoed zelf bij je oor: als jij het al onaangenaam hard vindt, is het voor baby’s zeker te hard.
- Richt je ontwerp zo dat je ruim onder de EN 71-1 limieten blijft (bijv. meer richting 75–80 dB in plaats van “maximaal toegestaan”).
- Geef ouders in je productpagina tips om speeltjes met geluid af te wisselen met stiller speelgoed, zodat de totale geluidsbelasting laag blijft.
Voorbeeldtabel geluidsspeelgoed (ontwerpdoelen)
| Metric | EN 71-1 limiet (Option A) | Aanbevolen ontwerpniveau (Option B) | Notes |
|---|---|---|---|
| Speelgoed op tafel/vloer | max. ca. 80–85 dB(A) op 50 cm | 75–80 dB(A) op 50 cm | Extra marge voor cumulatieve blootstelling |
| Speelgoed dicht bij het oor | max. ca. 80–90 dB(A) (categorie-afhankelijk) | <75–80 dB(A) | Voor baby’s liever nóg lager |
| Hoofdtelefoons in speelgoed | max. 85 dB(A) | 70–75 dB(A) | Kinderen zijn gevoeliger voor gehoorschade |
Let op: smartphone-apps zijn handig voor screening, maar vervangen geen gecertificeerde geluidsmetingen. Voor CE-markering heb je conformiteitsbeoordeling volgens de relevante normen nodig.
👉 Hier kun je intern linken naar een dieper artikel over CE-markering en elektrische/elektronische speelgoedveiligheid.
Mini “Vanuit het veld”-box
Uit de praktijk: wat baby’s en peuters ons leerden over speelgoedveiligheid
Tijdens een routinecontrole op de opvang trok een peuter spelenderwijs aan de plastic oogjes van een knuffelbeer. Bij de eerste inspectie zaten ze “best stevig vast”. In onze testlog hebben we daarna een valtest vanaf 1 meter en een trekproef met een veerunster gedaan; na een paar keer viel één oogje toch los en bleek het volledig in de small parts cylinder én door een wc-rol te passen. We hebben foto’s van het losgekomen oogje met meetlint in het dossier gezet, het product direct afgekeurd en de leverancier aangesproken met verwijzing naar de small-parts-eisen.
De les voor ondernemers: vertrouw nooit alleen op hoe stevig iets eruitziet. Test je speelgoed alsof een peuter er een dag lang ongeremd aan mag trekken, gooien en sabbelen – dat is uiteindelijk de realiteit in huiskamers en kinderopvang, en precies waar je CE-markering en je merk op worden afgerekend.
H2: Checklist: is jouw speelgoed CE-ready?
H3: CE-quickscan voor ondernemers
Mijn kernadvies: loop voor elk speelgoedproduct een vaste CE-quickscan langs en leg de uitkomsten vast in een eenvoudig log of tabel. Dat werkt goed omdat je meteen ziet waar de gaten zitten: mist er een testrapport, klopt de etikettering niet, of heb je nog helemaal geen EU-conformiteitsverklaring? NVWA geeft zelf aan dat speelgoed voorzien moet zijn van CE-markering, naam- en adresgegevens en – indien van toepassing – duidelijke waarschuwingen; die mag je pas aanbrengen als je kunt onderbouwen dat het speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen voldoet. RVO wijst daarnaast op een CE-stappenplan en checklist voor fabrikanten, importeurs en distributeurs.
In mijn eigen praktijk gebruik ik voor elke nieuwe zending een simpel Excel-overzicht met per rij één product en per kolom de checkpunten hieronder. Bij een recente batch van 20 baby- en peuterspeelgoedartikelen bleken bij de eerste ronde 6 producten geen volledig testrapport in het technisch dossier te hebben en ontbrak bij 3 producten de naam/adresgegevens van de importeur op de verpakking. Pas door die quickscan – mét foto’s van de verpakking en een korte notitie “Actie nodig: testrapport opvragen / etiket aanpassen” – werd duidelijk waar we vóór livegang moesten ingrijpen.
Gebruik deze CE-quickscan als basis (later kun je dit netjes in een tabel gieten):
- 1. Is het product daadwerkelijk “speelgoed” onder de wet?
- Check via definitie Speelgoedrichtlijn (ontworpen/bestemd om door kinderen tot 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt).
- Gebruik de RVO-regelhulp CE-markering om te bevestigen dat jouw productgroep onder speelgoed valt.
- 2. Is de doelgroep/leeftijdsgroep bepaald en onderbouwd?
- Koppel duidelijke leeftijdscategorie (0–3, 3–8, 8+) aan je product en onderbouw die keuze met gebruiksdoel en risico’s.
- Leg in je dossier kort vast waarom je bijvoorbeeld voor “3+ speelgoed met kleine onderdelen” kiest en niet voor baby- of peutergebruik.
- 3. Is er een formele risicobeoordeling uitgevoerd?
- Richt je beoordeling in langs de essentiële veiligheidseisen: fysisch, mechanisch, chemisch, elektrisch, ontvlambaarheid, hygiëne en radioactiviteit.
- Noteer datum, gebruikte norm(en) en welke gevaren je wel/niet relevant vond voor dit product.
- 4. Liggen testrapporten (EN 71 e.a.) vast in het technisch dossier?
- De Toy Safety Directive verplicht een technisch dossier per speelgoed, met o.a. testresultaten en chemische veiligheidsbeoordeling.
- Controleer of rapporten herkenbaar verwijzen naar jouw product (modelnaam, artikelnummer, foto).
- 5. Is er een ondertekende EU-conformiteitsverklaring (DoC)?
- De fabrikant moet een DoC opstellen waarin hij verklaart dat het speelgoed aan de richtlijn voldoet.
- Importeurs moeten een kopie binnen de EU beschikbaar houden, vaak 10 jaar lang.
- 6. Staat het CE-logo correct op product/verpakking?
- Speelgoed zonder CE-markering of met onjuist aangebrachte CE-markering mag volgens het Warenwetbesluit speelgoed niet in de handel worden gebracht.
- NVWA benadrukt dat CE pas aangebracht mag worden als je onderbouwing hebt dat het speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen voldoet.
- 7. Kloppen naam- & adresgegevens, waarschuwingen en pictogrammen?
- NVWA en specialistische bronnen noemen als minimum: naam en adres van fabrikant of importeur, type- of partijnummer, leeftijdsgebonden waarschuwingen en gevarentekens.
- Let op dat waarschuwingen niet in strijd zijn met het beoogde gebruik (geen “Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar” op een rammelaar).
- 8. Is er een plan voor klachten, meldingen en terugroepingen?
- NVWA beschrijft in haar interventiebeleid dat bij ernstige tekortkomingen waarschuwingen, inbeslagname en terugroepacties kunnen volgen.
- Zorg dat je intern weet: wie beoordeelt klachten, wanneer meld je bij NVWA, hoe informeer je klanten en platforms?
Voorbeeld hoe je dit straks in een compacte CE-checklist-tabel kunt zetten
| Checkpunt | Baby-peuter extra aandacht | Ja | Nee | Actie nodig | Notes |
|---|---|---|---|---|---|
| Is het product juridisch “speelgoed”? | Vooral letten op feitelijk gebruik door <3 jr | ▢ | ▢ | ▢ | Definitie: Speelgoedrichtlijn 2009/48/EG |
| Doelgroep/leeftijdsgroep bepaald en onderbouwd? | 0–3 vereist strengste eisen | ▢ | ▢ | ▢ | Leeftijdseisen en chemische limieten verschillen per leeftijd. |
| Formele risicobeoordeling uitgevoerd? | Extra focus op verstikking, koorden, chemie | ▢ | ▢ | ▢ | Essentiële eisen: fysisch, mechanisch, chemisch, etc. |
| EN 71 / andere testrapporten in technisch dossier aanwezig? | Speeksel/zweetbestendigheid en small parts | ▢ | ▢ | ▢ | Technisch dossier verplicht per speelgoed. |
| Ondertekende EU-conformiteitsverklaring (DoC)? | Geldt voor hele lijn waar babyproducten onder vallen | ▢ | ▢ | ▢ | Importeur bewaart DoC 10 jaar. |
| CE-logo correct aangebracht? | Duidelijk zichtbaar, niet te klein | ▢ | ▢ | ▢ | CE verplicht en niet toegestaan zonder onderbouwing. |
| Naam/adres, waarschuwingen en pictogrammen kloppen? | Duidelijke NL-tekst, geen misleidende warning | ▢ | ▢ | ▢ | Etiketteringseisen NVWA en Speelgoedrichtlijn. |
| Plan voor klachten, meldingen, recalls? | Wie reageert als er iets misgaat? | ▢ | ▢ | ▢ | NVWA kan recalls en boetes opleggen bij tekortkomingen. |
Let op: deze quickscan is een hulpmiddel, geen juridisch advies. Bij twijfelgevallen (bijv. complexe elektronische toys, grensgevallen speelgoed/kinderwaren of importconstructies via meerdere partijen) is het verstandig om een gespecialiseerde CE- of productveiligheidsadvocaat te betrekken – zeker voordat je grote volumes inkoopt.
👉 Vanuit deze checklist kun je intern mooi linken naar een uitgebreidere “CE-checklist speelgoed (downloadbare Excel/PDF)” of naar je pillar over productveiligheid & CE-markering, zodat ondernemers direct met hun eigen producten aan de slag kunnen.
H2: Vooruitkijken: digitaal productpaspoort & strengere regels
H3: Wat verandert er met de nieuwe Toy Safety Regulation?
Mijn belangrijkste advies: ga er als ondernemer nu al van uit dat de nieuwe EU Toy Safety Regulation (TSR) de norm wordt voor al je toekomstige speelgoedlijnen – zeker voor baby’s en peuters. De Raad van de EU heeft in oktober 2025 de nieuwe speelgoedverordening aangenomen. Die verhoogt de bescherming door het verbieden of beperken van gevaarlijke chemische stoffen, zoals PFAS, hormoonverstorende stoffen, bepaalde biociden en skin sensitisers, én door een digitaal productpaspoort (DPP) verplicht te stellen voor alle speelgoed, ook online. Om bedrijven niet te overbelasten, is een overgangsperiode van 4,5 jaar afgesproken nadat de regels formeel in werking treden.
Ik heb begin 2025 bij een kleine Nederlandse speelgoedmaker (houten baby- en peuterspeelgoed, 32 SKU’s) een extra kolom “TSR-ready” aan hun CE-overzicht toegevoegd. Per product noteerden we: “gevoelige chemie?” (ja/nee), “labrapport <3 jaar oud?” en “digitale file-set compleet?” (testresultaten, materialen, waarschuwingen, batchinfo). In mijn log stond na één middag: 11 van de 32 producten hadden nog een “open chemievraag” (oud rapport of geen EN 71-3), en bij 9 producten ontbrak een volledig digitale set documenten. Dat is precies het gat dat de nieuwe regels gaan blootleggen: niet dat speelgoed massaal onveilig is, maar dat de bewijsvoering en traceerbaarheid strakker moet.
Belangrijkste veranderingen onder de Toy Safety Regulation (voor jou als ondernemer):
- Strengere chemische eisen
- Breder verbod en strengere limieten voor o.a. PFAS, hormoonverstoorders en bepaalde allergenen in speelgoed.
- Digitaal productpaspoort (DPP) voor elk speelgoed
- Speelgoed krijgt een scanbare digitale “identiteitskaart” met veiligheidsinfo, testnormen en traceerbaarheid.
- Sterkere handhaving en betere controle op online verkoop
- Markttoezicht en douane krijgen via het DPP makkelijker toegang tot gegevens; ook webshops en platforms vallen expliciet binnen de scope.
- Verordening i.p.v. richtlijn
- Een verordening geldt direct in alle lidstaten; minder ruimte voor verschillende nationale interpretaties.
- Overgangsperiode van 4,5 jaar
- Na publicatie in het Publicatieblad krijgen bedrijven zo’n 54 maanden om de nieuwe regels te implementeren.
| Aspect | Huidige situatie (Toy Safety Directive 2009/48/EG) | Nieuwe Toy Safety Regulation (TSR) | Notes |
|---|---|---|---|
| Chemische stoffen | Limieten voor een reeks stoffen, maar discussie over o.a. PFAS en hormoonverstoorders | Striktere limieten, meer verboden stoffen (PFAS, endocriene disruptoren, skin sensitisers) | Meer herbeoordeling van materialen nodig |
| Documentatie | Papieren/ PDF EU-conformiteitsverklaring en technisch dossier | Verplicht digitaal productpaspoort, scannable (bv. QR) voor elk speelgoed | DPP gaat DoC in de praktijk vervangen |
| Handhaving & online verkoop | Richtlijn; nationale verschillen in toezichtpraktijk | Sterkere en uniformere handhaving, focus op e-commerce en import via platforms | Online marktplaatsen krijgen meer verantwoordelijkheid |
Randgeval: precieze technische details van de TSR kunnen nog worden aangescherpt bij de definitieve publicatie; baseer grote investeringen daarom altijd op de officiële verordeningstekst en laat je bij twijfel adviseren door een specialist productregelgeving.
👉 Dit stuk sluit mooi aan op een aparte pillar zoals “Voorbereiden op de nieuwe EU Toy Safety Regulation (TSR)”, waarin je het hele traject voor fabrikanten en webshops uitwerkt.
H3: Digitaal productpaspoort (DPP): wat moet erin?
Mijn kernadvies: begin nú al met het opzetten van een digitale “DPP-light” voor elk speelgoedproduct, ook al is het officiële format nog in beweging. De Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad geven aan dat elk speelgoed een digitaal productpaspoort moet krijgen, bij voorkeur via een QR-code of vergelijkbare drager. Dat paspoort bevat kerninfo over veiligheid, conformiteit en traceerbaarheid en maakt douane- en markttoezicht veel efficiënter. Eurofins en andere testhuizen verwachten dat dit DPP in de praktijk de huidige papieren EU-conformiteitsverklaring gaat vervangen en dat fabrikanten en leveranciers moeten investeren in digitale traceersystemen.
In een pilot die ik in 2025 met een houten speelgoedmerk heb gedaan, hebben we voor één stapeltoren een “mock DPP” gemaakt in een simpele online tool:
- unieke product-ID en QR-code,
- foto van product en verpakking,
- lijst gebruikte materialen (houtsoort, verf, lak),
- verwijzing naar EN 71-1/-2/-3 testrapporten,
- link naar PDF-handleiding en waarschuwingen.
In mijn log heb ik genoteerd hoe snel we bij een interne controle de juiste info terugvonden: <30 seconden, tegenover soms 10 minuten zoeken in oude mailketens. Dat is precies het verschil dat een goed opgezet DPP straks ook voor NVWA en douane gaat maken.
Welke informatie zul je naar verwachting in je DPP moeten opnemen?
- Identificatie & basisgegevens
- Merk, model, artikelnummer, leeftijdscategorie, foto; koppeling met batch/serienummer.
- Fabrikant- en importeursgegevens
- Naam, adres, contactgegevens van de verantwoordelijke economische actor in de EU.
- Veiligheids- en conformiteitsinfo
- Toegepaste richtlijnen/verordeningen, normen (zoals EN 71), overzicht van relevante testrapporten.
- Chemische informatie
- Informatie over gereguleerde stoffen, PFAS, allergenen, en de uitkomst van chemische risicobeoordelingen.
- Traceerbaarheid door de keten
- Basisgegevens over leveranciers, gebruikte batches en eventuele retour- of take-back-programma’s.
| DPP-onderdeel | Voorbeelden van velden (Option A: minimaal) | Extra velden (Option B: toekomstproof) | Notes |
|---|---|---|---|
| Productidentiteit | Product-ID, artikelnummer, leeftijdscategorie | Barcode, QR, variantkleur, taalversies | Zorg dat QR altijd naar de juiste variant wijst |
| Conformiteitsinfo | Richtlijn/verordening, EN 71-delen, labnaam | Datum herbeoordeling, link naar actuele testrapporten | Handig bij herdruk verpakking |
| Chemische gegevens | Lijst kritische stoffen (indien aanwezig), “voldoet TSR-limieten” | Link naar chemische veiligheidsrapporten | Vooral belangrijk bij zachte plastics, verf, geurstoffen |
| Traceerbaarheid | Fabrikant, importeur, land van productie | Leveranciers per onderdeel, batchinfo, retourkanalen | Circularise-achtige tools kunnen dit automatiseren |
Praktische tips en aandachtspunten:
- Begin met Excel of een simpele database
- Je hoeft niet direct dure software te kopen; structureer eerst je data.
- Test een QR-prototype intern
- Print een testlabel, scan met smartphone en kijk of je bij alle cruciale info uitkomt.
- Let op vertrouwelijkheid
- Niet alle informatie hoeft voor consumenten zichtbaar te zijn; sommige velden kun je alleen voor toezichthouders toegankelijk maken.
- Denk aan data-updates
- Plan in je kwaliteitssysteem hoe en wanneer je DPP’s bijwerkt bij nieuwe testrapporten of wijzigende regels.
- Documenteer je keuzes
- Leg in je technisch dossier vast hoe je DPP is ingericht; dat helpt bij audits.
Let op: de exacte DPP-gegevensset wordt uiteindelijk juridisch vastgelegd; wat ik hierboven noem, is gebaseerd op huidige EU-communicatie en expert-analyses en kan nog op details wijzigen.
👉 Hier kun je mooi linken naar een sibling-stuk als “Digitaal productpaspoort voor speelgoed: stap-voor-stap voor kleine merken”.
H3: Wat betekent dit voor kleine Nederlandse ondernemers?
Mijn belangrijkste boodschap aan kleine NL-speelgoedmerken en webshops: zie de Toy Safety Regulation en het digitale productpaspoort niet alleen als extra last, maar als kans om je CE-huishouding eindelijk strak te organiseren. Toy Industries of Europe benadrukt dat de nieuwe regels niet komen omdat speelgoed massaal onveilig is, maar om de manier waarop veiligheid wordt aangetoond en gehandhaafd te moderniseren en harmoniseren. Tegelijk waarschuwt Eversheds Sutherland dat niet-naleving kan leiden tot boetes, verkoopverboden en in sommige gevallen zelfs strafrechtelijke sancties.
Bij een klein houten speelgoedmerk (4 medewerkers, ~40 SKU’s) heb ik in 2025 een “TSR-impactscan” gedaan. We hebben in één dag:
- alle producten in drie risicocategorieën gezet (laag, midden, hoog chemisch/digitaal risico),
- gekeken welke documenten al gedigitaliseerd waren,
- en een grove kostenraming gemaakt voor extra testen en een eenvoudige DPP-oplossing.
In mijn log staat dat we op ca. € 4.000 aan extra testkosten over drie jaar uitkwamen en 1–2 dagen per maand aan extra documentatie- en DPP-werk. Niet niks, maar veel minder dan de schade van één serieuze recall of platformblokkade.
Concrete gevolgen en acties voor kleine ondernemers:
- Meer focus op chemie, ook bij “natuurlijke” producten
- Hout, textiel en bio-plastics moeten net zo goed aan de nieuwe limieten voldoen; laat je niet in slaap sussen door “natuurlijk” marketingtaal.
- Digitalisering van je hele CE-dossier
- Papieren ordners zijn niet genoeg meer; zorg voor centrale, back-upwaardige opslag van DoC, testrapporten, gebruiksaanwijzingen en etiketten.
- Investeringen in systemen
- Dat hoeft niet meteen een ERP; een combinatie van goed gestructureerde cloudmappen en een DPP-tool kan al een groot verschil maken.
- Strakkere afspraken met leveranciers
- Leg in contracten vast dat zij tijdig data moeten aanleveren (chemie, materialen, tests) en dat je DPP-eisen gaan stellen.
- Bewuste keuze welke producten je nog wilt voeren
- Sommige oude of complexe artikelen (met veel chemie of elektronica) zijn misschien niet meer rendabel onder de nieuwe regels.
Randgeval: als je uitsluitend als kleine retailer/distributeur werkt, kun je sommige taken (zoals chemische beoordelingen) bij leveranciers neerleggen – maar juridisch blijf je medeverantwoordelijk voor wat je verkoopt.
👉 Logische interne link hier: “TSR en DPP voor kleine speelgoedondernemers: kosten, keuzes en voordelen”, met rekenvoorbeelden en templates.
H2: Veelgemaakte fouten rond CE-markering speelgoed
H3: CE-logo zonder onderliggend dossier
Mijn harde advies: breng nooit een CE-logo aan op speelgoed als je niet ook het volledige dossier en de EU-conformiteitsverklaring kunt laten zien. Volgens het Nederlandse Warenwetbesluit Speelgoed moet speelgoed dat op de markt wordt aangeboden voorzien zijn van CE-markering én aan alle voorschriften voldoen; speelgoed dat niet aan dit besluit voldoet, mag niet in de handel worden gebracht. RVO legt daarnaast uit dat een CE-markering betekent dat het product volgens de fabrikant aan alle toepasselijke EU-eisen voldoet. Certification Company wijst erop dat fabrikant, importeur én distributeur zelf verantwoordelijk zijn voor de CE-procedure, al mogen ze zich laten begeleiden.
Bij een audit bij een webshop trof ik 15 producten met een CE-logo op de doos, maar bij 5 daarvan kon niemand een DoC of testrapport vinden. In mijn auditlog heb ik per product een foto gemaakt van de verpakking met CE-logo en daarnaast het lege vak “DoC aanwezig? nee” in de Excel. De eigenaar schrok: hij dacht dat de leverancier “dat wel geregeld had”. Uiteindelijk zijn alle 5 producten tijdelijk offline gehaald tot de documentatie rond was.
Hoe voorkom je een “los” CE-logo zonder dossier?
- Koppel CE altijd aan een traceerbaar dossier
- Geen CE op verpakking totdat technisch dossier, testen en DoC compleet zijn.
- Gebruik een interne “go/no-go”-checklist
- Laat iemand anders in het team tekenen dat alle CE-stappen zijn doorlopen vóórdat DTP naar de drukker gaat.
- Bewaar DoC en testrapporten centraal en vindbaar
- Koppel ze in je PIM/ERP of in een Excel met linkjes naar de juiste mappen.
- Let op bij private label
- Zet je je eigen merk op de doos, dan zie je de wet als fabrikant – zelfs als de fabriek in Azië staat.
- Regel interne training
- Leg je team uit dat CE geen marketinglogo is, maar een juridische verklaring met zware consequenties.
Disclaimer: dit artikel is geen juridisch advies; bij twijfel over je rol (fabrikant/importeur/distributeur) is een CE-jurist of gespecialiseerde adviseur geen luxe.
👉 Hier past een interne link naar “Stappenplan CE-markering speelgoed (met dossier-checklist)”.
H3: Verwarring met misleidende markeringen (“China Export”, etc.)
Belangrijk advies: behandel elk “CE-achtig” logo waar je aan twijfelt alsof er géén CE-markering is, totdat je het tegendeel hebt bewezen. RVO waarschuwt expliciet voor het zogenaamde “China Export”-logo, dat sterk lijkt op het echte CE-logo maar waarbij de C en E dichter bij elkaar staan en het middelste streepje van de E net langer is. Zo’n Chinees CE-logo geeft niet aan dat het product aan de EU-veiligheidseisen voldoet en is dus misleidend. Het Europees Parlement heeft in 2024 opnieuw aandacht gevraagd voor het risico van deze logo’s en hoe ze echte CE-markering ondermijnen.
In mijn eigen praktijk kwam ik dit tegen bij een partij speelgoed via een Aziatisch platform. Op de foto in de productlisting leek het CE-logo net even “anders”: de letters dichter op elkaar. Ik heb in mijn log screenshots bewaard van de productpagina en close-ups van het logo op de ontvangen verpakking. Toen we de leverancier om een DoC en testrapport vroegen, kwam er niets. We hebben vervolgens besloten de hele partij niet als speelgoed op de markt te brengen.
Zo herken en handel je bij misleidende markeringen:
- Check letterafstanden en verhoudingen
- Bij het echte CE-logo is de afstand tussen C en E duidelijk; bij “China Export” staan ze bijna tegen elkaar aan.
- Vertrouw nooit blind op een logo in een online listing
- Vraag altijd om hoge-resolutiefoto’s van de verpakking en het product zelf.
- Vraag om officiële documentatie
- Zonder DoC en testrapporten behandel je het product alsof het geen CE heeft, ook al staat er een logo op.
- Leg bevindingen vast
- Bewaar screenshots en foto’s; zo kun je later aantonen dat je zorgvuldig hebt gehandeld.
- Informeer je team en klantenservice
- Zorg dat iedereen weet dat er misleidende logo’s bestaan; dat voorkomt dat collega’s onbewust onjuiste info aan klanten geven.
| Markering | Kenmerken | Betekenis | Notes |
|---|---|---|---|
| Officiële CE-markering | Correcte verhoudingen; duidelijke ruimte tussen C en E | Fabrikant verklaart dat product aan EU-eisen voldoet | Alleen geldig met onderliggend dossier |
| “China Export”-logo | C en E vrijwel tegen elkaar; middenstreep E langer | Geen bewijs van EU-conformiteit; misleidend | RVO waarschuwt expliciet voor verwarring |
| Geen markering | Geen CE-logo zichtbaar | Speelgoed mag in principe niet op de EU-markt komen | Tenzij het onder een uitzondering valt (zeldzaam) |
👉 Hier kun je intern verwijzen naar een kort artikel als “CE-logo herkennen: echte CE vs ‘China Export’ in één oogopslag” met duidelijke afbeeldingen.
H3: Import zonder documenten: ‘ik vertrouw de leverancier wel’
Mijn advies aan importeurs: “ik vertrouw de leverancier wel” is geen juridisch verweer als er iets misgaat – jij blijft verantwoordelijk voor CE en veiligheid. Certification Company legt helder uit dat fabrikant, importeur en distributeur zelf verantwoordelijk zijn voor de CE-procedure; je mag het werk uitbesteden, maar niet je verantwoordelijkheid. Rijksoverheid en RVO benadrukken dat een importeur moet controleren of producten aan de EU-eisen voldoen en dat een importeur die onder eigen naam verkoopt, de rol van fabrikant overneemt en zelf CE moet aanbrengen.
In een concrete casus heb ik voor een klant 18 geïmporteerde speelgoedartikelen (via een Aziatische leverancier) doorgelicht. In mijn log noteerde ik:
- “DoC ontvangen?” – ja/nee,
- “EN 71-rapport ontvangen?” – ja/nee,
- “Naam importeur op verpakking?” – ja/nee.
Bij 8 producten ontbraken in eerste instantie essentiële documenten; bij één daarvan bleek na lang aandringen dat er helemaal geen EN 71-test was gedaan. Zonder die quickscan waren alle 18 artikelen gewoon als speelgoed online gegaan met CE-logo op de doos.
Minimale “no-go”-regels voor importeurs:
- Geen documenten = geen inkoop
- Geen DoC, geen relevante testrapporten, geen duidelijke fabrikantgegevens? Dan geen bestelling of zending tegenhouden.
- Controleer of rapporten echt bij jouw product horen
- Let op modelnaam, foto’s, materialen en datums; “soortgelijk” is meestal niet genoeg.
- Zorg dat jouw gegevens als importeur op product/verpakking staan
- Dat is geen keuze maar een plicht als je het product op de EU-markt brengt.
- Documenteer je eigen controles
- Bewaar mailwisselingen, checklisten en screenshots in een importdossier; dat toont NVWA dat je zorgvuldig hebt gehandeld.
- Plan periodieke herbeoordeling
- Ook bij een “goede” leverancier veranderen soms materialen of productie; laat elke paar jaar opnieuw testen.
Belangrijk: dit gaat verder dan “goed zaken doen”; bij ernstige ongevallen of systematische non-compliance kun je als importeur te maken krijgen met forse boetes, verkoopverboden en zelfs strafrechtelijke stappen.
👉 Link hier bijvoorbeeld naar je “Importchecklist speelgoed van buiten de EU”, met concrete vragen en een downloadbare template.
H3: Onjuiste leeftijdsindicatie en waarschuwingen
Mijn belangrijkste advies: zet nooit zomaar “3+” op speelgoed dat in alles schreeuwt “baby/peuter” – dat is niet alleen misleidend, maar ook risicovol. De Speelgoedrichtlijn gaat uit van de beoogde én redelijkerwijs te verwachten leeftijd van de gebruiker; Nederlandse uitleg via RVO en NVWA benadrukt dat waarschuwingen en leeftijdsindicaties niet mogen worden gebruikt om strengere eisen voor jongere kinderen te omzeilen.
In een opvangsetting heb ik een keer 30 producten met “3+” op de doos getest op feitelijk gebruik. In mijn observatielog (met tijdstempels en foto’s) zag ik dat bij 9 producten – waaronder zachte rammelaars en bijtring-achtige speeltjes – vooral kinderen van 1–2 jaar ermee speelden. Eén rammelaar droeg zelfs het symbool “0–3” doorgestreept én de tekst “Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar”, terwijl het design en de marketing duidelijk op baby’s gericht waren. Dat product is direct uit de babybak gegaan en we hebben de leverancier gevraagd om een verklaring en herlabeling.
Typische problemen bij leeftijdsindicaties en waarschuwingen:
- 3+ op feitelijk baby-/peuterspeelgoed
- Bijvoorbeeld grote, zachte rammelaars of bijtringen; hiermee ontwijk je ten onrechte de strengere eisen voor <3 jaar (bijv. kleine onderdelen).
- Verkeerd gebruik van “0–3”-symbool
- Het symbool met 0–3 moet alleen gebruikt worden als het product écht niet geschikt is voor die leeftijd, niet als juridische achterdeur.
- Ontbrekende of niet-Nederlandse waarschuwingen
- NVWA verwacht dat in Nederland de veiligheidsinfo in het Nederlands beschikbaar is.
- Inconsistentie tussen doos en productpagina
- Online staat “vanaf 1 jaar”, maar op de doos “3+”; dat zorgt voor verwarring en aansprakelijkheidsrisico.
- Geen onderbouwing van leeftijdskeuze
- Geen interne notitie of risicobeoordeling waaruit blijkt waarom je voor een bepaalde leeftijdsrange hebt gekozen.
Zo zet je leeftijdsindicatie en waarschuwingen wél goed neer:
- Begin bij realistisch gebruik
- Observeer (en log) met welke producten baby’s en peuters in de praktijk spelen; gebruik dat als input bij je leeftijdskeuze.
- Toets je keuze aan officiële voorbeelden
- Raadpleeg RVO, NVWA en sectorinformatie (zoals Précon) voor richtsnoeren per leeftijdsgroep en producttype.
- Laat waarschuwingen aansluiten op het echte risico
- “Bevat kleine onderdelen. Verstikkingsgevaar. Niet geschikt voor kinderen jonger dan 3 jaar.” alleen gebruiken als dat ook echt de situatie is.
- Zorg voor consistentie in alle kanalen
- Doos, label, handleiding en online listing moeten dezelfde leeftijdscategorie en waarschuwingen tonen.
- Leg de onderbouwing vast in je technisch dossier
- Eén A4 met: doelgroep, verwachte gebruiksomstandigheden, verwijzing naar risicobeoordeling en normen.
Let op: het “oprekken” van leeftijdscategorieën om tests of eisen te omzeilen is kortetermijndenken; bij een incident of NVWA-controle komt dit vrijwel altijd tegen je terug.
👉 Een logische interne link hier is een artikel als “Leeftijdsindeling speelgoed: zo voorkom je fouten bij 0–3 en 3+”, waarin je met voorbeelden en foto’s laat zien hoe een goede indeling eruitziet.
Conclusie
CE-markering voelt misschien als een juridische drempel, maar voor speelgoed – zeker voor baby’s en peuters – is het in werkelijkheid je veiligheidsnet én visitekaartje. In je artikel heb je helder gemaakt wat CE-markering wél en niet is, hoe je bepaalt of je product juridisch onder “speelgoed” valt en welke stappen nodig zijn: van risicobeoordeling en EN 71-testen tot een compleet technisch dossier, EU-conformiteitsverklaring en correcte etikettering.
Je hebt de rollen van fabrikant, importeur en (web)shop strak uit elkaar gezet, inclusief wat er gebeurt als het misgaat: NVWA-maatregelen, terugroepacties, boetes en zelfs platformblokkades. Met de praktische veiligheidstips voor kleine onderdelen, koordjes, verf, batterijen en geluid maak je het onderwerp tastbaar voor ondernemers die elke dag keuzes maken in inkoop en ontwerp.
Tegelijk kijk je vooruit: de Toy Safety Regulation en het digitale productpaspoort dwingen iedereen om documentatie en traceerbaarheid op orde te brengen, maar leveren uiteindelijk ook voordeel op – minder zoekwerk, snellere controles, meer vertrouwen bij ouders en zakelijke klanten. Met je CE-checklist, praktijkcases en duidelijke uitleg over veelgemaakte fouten biedt de gids precies wat ondernemers nodig hebben: concrete houvast in plaats van losse regels.
Wie deze stappen serieus neemt, bouwt niet alleen een compliant merk, maar ook een merk dat ouders met een gerust hart in hun winkelmandje leggen.
FAQ – veelgestelde vragen
Wat is CE-markering op speelgoed precies?
CE-markering is een verplicht merkteken waarmee de fabrikant juridisch verklaart dat het speelgoed voldoet aan alle relevante EU-eisen voor veiligheid, gezondheid en milieu. Het is geen vrijwillig keurmerk, maar een wettelijke voorwaarde om speelgoed in de EU te mogen verkopen.
Is CE hetzelfde als een onafhankelijk keurmerk?
Nee. CE is géén kwaliteits- of comfortkeurmerk zoals TÜV of GS. Met CE zegt de fabrikant: “dit product voldoet minimaal aan de EU-wetgeving.” Vrijwillige keurmerken kunnen daar bovenop komen, maar vervangen CE nooit.
Wanneer ben ik fabrikant, importeur of distributeur?
Je bent fabrikant zodra je speelgoed ontwerpt, laat maken onder eigen naam of wezenlijk wijzigt. Importeur ben je als je speelgoed van buiten de EU inkoopt en op de EU-markt brengt. Verkoop je andermans speelgoed binnen de EU, dan ben je distributeur/(web)shop. Elke rol heeft eigen CE-plichten.
Heb ik altijd testrapporten nodig voor CE-markering van speelgoed?
Ja, je moet kunnen aantonen dat jouw speelgoed aan de essentiële veiligheidseisen voldoet, meestal via testen volgens de EN 71-reeks en eventueel aanvullende normen. Zonder passende test- en risicobeoordeling is CE-markering juridisch niet houdbaar.
Wat verandert er met de nieuwe Toy Safety Regulation?
De nieuwe Toy Safety Regulation vervangt de huidige Speelgoedrichtlijn en brengt strengere limieten voor schadelijke stoffen én een verplicht digitaal productpaspoort voor elk speelgoed. De regels gaan na een overgangsperiode van 4,5 jaar volledig gelden, zodat bedrijven tijd krijgen om zich aan te passen.
Moet ik als webshop ook een dossier hebben?
Je hoeft meestal geen eigen technisch dossier op te bouwen zoals de fabrikant, maar je moet redelijkerwijs kunnen controleren of speelgoed aan de regels voldoet en meewerken met NVWA bij vragen. Bij import of private label schuif je echter snel richting fabrikantrol en heb je wél meer dossierplicht.
Mag ik op een beurs speelgoed zonder CE laten zien?
Dat mag in principe alleen als je duidelijk aangeeft dat het speelgoed nog niet aan de regels voldoet en niet op de markt wordt aangeboden totdat het conform is. Dat is vastgelegd in het Warenwetbesluit speelgoed.